3.3VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht, vervoeren van de buit), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Op 4 juni 2020 om 02.07 uur krijgt aangever de melding van een inbraak in zijn bedrijfspand, gelegen aan de [adres 2] te Purmerend. Kort na deze melding ziet de gealarmeerde politie twee voertuigen achter elkaar rijden, te weten een bestelbus en een personenauto, komend uit de richting van de [adres 1] te Purmerend en gaande in de richting van de Provincialeweg N244. In verband met het vermoeden van betrokkenheid bij de bedrijfsinbraak krijgen beide voertuigen een stopteken en worden de inzittenden en de voertuigen gecontroleerd. In de personenauto worden vier personen aangetroffen, waarvan de medeverdachte [naam 1] de bestuurder is.
De bestelbus wordt bestuurd door de verdachte. Met instemming van de verdachte wordt de laadruimte gecontroleerd en wordt gezien dat er kleding in die laadruimte ligt. Nadat de verdachte eerst zijn weg heeft mogen vervolgen is hij later die nacht, in verband met nieuw opgekomen informatie van de verbalisanten ter plaatse, opnieuw in Amsterdam staande gehouden en vervolgens aangehouden. In de laadruimte van zijn bestelbus wordt kleding aangetroffen, welke kleding later door de aangever van de bedrijfsinbraak herkend wordt.
Uit de GPS-gegevens van de door de verdachte gehuurde bestelbus blijkt dat deze gedurende de tijd dat de bedrijfsinbraak is gepleegd, in de straat van de bedrijfsinbraak heeft stilgestaan, na een verder onverklaarbare rit vanuit Hengelo naar Oldenzaal via Utrecht naar Purmerend.
Uit onderzoek aan de telefoons van de verdachte en de medeverdachten [naam 2] en [naam 3] blijkt dat er tussen de verdachte en [naam 3] contact is geweest in de dagen voorafgaand aan de inbraak. Wat deze contacten hebben ingehouden, is niet duidelijk geworden. Uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij op het internet heeft gezocht naar het adres [adres 3] te Purmerend.
Van de bedrijfsinbraak is door de aangever beeldmateriaal beschikbaar gesteld en bekeken door de politie. Uit de beelden blijkt dat meerdere personen bij de bedrijfsinbraak betrokken zijn geweest. De personen die in het bedrijfspand zijn geweest, zijn door de politie omschreven. Ondanks aanwijzingen met betrekking tot de gedragen kleding van de daders heeft de politie de identiteit van daders niet kunnen vaststellen.
Daarnaast is forensisch onderzoek in het bedrijfspand verricht waarbij onder meer schoensporen veilig zijn gesteld. Ook dit onderzoek heeft niet geleid tot vaststelling van de identiteit van de daders.
Uit voormelde onderzoeken kan daarom niet worden vastgesteld dat de verdachte in het bedrijfspand aanwezig is geweest en dat het de verdachte is geweest die heeft ingebroken en het pand heeft betreden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank voorts van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. Er is geen bewijs dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de inbraak en de rol en bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde is op grond van het dossier niet voldoende vast te stellen. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van een bedrijfsinbraak.
De rechtbank merkt daarbij op dat er zonder meer aanwijzingen en vermoedens zijn dat de verdachte op enigerlei betrokken is geweest bij de gebeurtenissen op 4 juni 2020. Maar deze aanwijzingen voor betrokkenheid van de verdachte leveren -ook in onderling verband en samenhang bezien- onvoldoende wettig bewijs voor (mede)plegen van genoemde bedrijfsinbraak. Dit betekent dat de verdachte van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Kleding
(Omschrijving: G1154460 aangetroffen op de achterbank. 1. jas, kleur zwart, merk XPLCT. 2. handschoenen, kleur zwart, merk The North Face. 3. muts, kleur rood, geen merk. 4. jas, kleur zwart, merk Bruno Banani. 5. trainingsbroek, merk Adidas, 6. trainingspak, merk Puma),
dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.