2.3.Het pre-advies dat is opgesteld door de betrokken medewerker van de gemeente Dijk en Waard is om het verzoek af te wijzen, omdat verzoekster niet voldoet aan alle criteria. Vermeld is dat een relatiebeëindiging geen grond is voor urgentie en verzoekster niet onder behandeling is van een specialist waaruit zou kunnen blijken dat er een medische noodzaak bestaat dat urgentie moet worden toegekend. Verder zijn er geen zwaarwegende omstandigheden bekend om verzoekster via de hardheidsclausule urgentie toe te kennen. Vervolgens heeft de Regionale Urgentiecommissie (RUC) dit pre-advies overgenomen. Vervolgens is het primaire besluit genomen.
3. De voorzieningenrechter ziet aanleiding een spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. Verweerder heeft betwist dat sprake zou zijn van een spoedeisend belang, omdat verzoekster nog zou kunnen verblijven bij haar ex-partner, en bij familie en vrienden. Verder heeft verweerder gesteld dat [naam 1] een voorliggende voorziening is voor de situatie waarin verzoekster verkeert. Verzoekster heeft in haar verzoek gesteld dat zij ernstig in problemen komt, omdat zij op zeer korte termijn dakloos zal zijn met haar minderjarige dochter vanwege het ontbreken van woonruimte en het feit dat zij elk moment uit haar huidige verblijfplaats kan worden gezet. Bovendien is volgens verzoekster de situatie schadelijk voor de gezondheid en ontwikkeling van de dochter van verzoekster. Eveneens is deze situatie schadelijk voor de psychische gesteldheid van verzoekster. Ter zitting is toegelicht dat de huidige situatie zeer recent is gewijzigd omdat verzoekster de dag voorafgaand aan de zitting door haar ex-partner uit zijn huis is gezet, zodat zij inmiddels niet meer bij haar ex-partner kan verblijven. Bij [naam 1] staat verzoekster op de wachtlijst, zodat dat voor haar ook geen oplossing biedt.
4. Verzoekster voert aan dat dat zij wel voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring. Verzoekster verwijst naar het bezwaarschrift voor de omstandigheden waaronder zij woont. Daaruit komt naar voren dat ze bij de vader van haar dochter inwoont, en dat zij stelt dat hij harddrugsverslaafd is en haar mishandelt. Ze heeft whatsapp-gesprekken bijgevoegd waaruit dat naar voren komt.
5. Ter zitting is door verzoekster toegelicht dat zij weer bij de vader van haar dochter is gaan inwonen, nadat zij niet meer terecht kon bij anderen. De dag voor de zitting heeft zij de woning echter weer moeten verlaten en zij verwacht daar niet meer terug te kunnen, omdat zij door haar ex-partner het huis is uitgezet. Met betrekking tot de verklaring die zij in het urgentiegesprek heeft afgelegd over de relatie met de ex-partner heeft zij toegelicht dat zij hem toen nog de kans wilde geven te bewijzen dat hij een goede vader zou kunnen zijn. Dat is nu niet meer het geval en er is ook geen contact meer tussen hem en hun dochter. Verzoekster is nu dakloos, ze heeft de nacht voor de zitting bij een vriendin op de bank geslapen en weet niet waar ze de volgende nacht met haar dochter kan verblijven.
Met betrekking tot haar medische omstandigheden heeft verzoekster toegelicht dat haar intensieve psychologische behandeling was stopgezet in verband met haar zwangerschap, maar dat zij onlangs na een spoedverwijzing door de huisarts een screeningsgesprek heeft gehad bij GGZ [naam 2] en dat de behandeling weer zal worden hervat.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het opvallend is dat verzoekster van meet af aan heeft aangegeven dat haar relatie is verbroken, dat zij niet meer samenwoont en dat tussen vader en kind een omgangsregeling geldt. De medische situatie van verzoekster ziet volgens verweerder op behandeling van traumata uit het verleden maar over recent huiselijk geweld en gezondheidsrisico’s voor haar dochter is met geen woord gerept. Mede in het licht van het feit dat verzoekster concreet heeft aangegeven op andere adressen te verblijven (moeder, oma en vriendin), is haar relaas een juist vertrekpunt geweest bij de beoordeling van de urgentieaanvraag en het primaire besluit. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat er geen strijd is met het motiveringsbeginsel, waarbij wordt verwezen naar het advies van de RUC. Verder stelt verweerder dat er geen medische indicatie voor een urgentie is. Daarvoor moet immers sprake zijn van woonomstandigheden die de medische situatie onhoudbaar maken en die situatie is niet aan de orde. Verzoekster heeft bij het urgentiegesprek aangegeven dat zij niet meer woont bij haar ex-partner. Voor wat betreft het geweld waarvan mogelijk sprake is moet verzoekster zich volgens verweerder wenden tot Veilig Thuis, Blijf van mijn Lijf Huis, Jeugdzorg of politie. Voor de veiligheid van de baby is verzoekster in eerste instantie zelf verantwoordelijk.
De (verslechtering van de) psychische gezondheid van verzoekster is volgens verweerder niet gerelateerd aan de woning. Verder is er volgens verweerder geen sociale indicatie voor urgentie; relatieverbreking is een omstandigheid die in de beleidsregels wordt uitgesloten voor urgentie.
Verweerder ziet ook geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule. Hoewel de situatie voor verzoekster zwaar is, is de situatie er volgens verweerder geen om een urgentieverklaring af te geven. en Verzoekster is in staat om andere opties te proberen (lotingwoningen) en te onderzoeken (verblijf bij familie en vrienden, kamerverhuur, chalet tot aan gezinsopvang bij [naam 1] ). De gezondheid van de baby is door het besluit niet in het geding, hoe moeilijk de situatie ook voor verzoekster is. De gezondheid van de baby is ook niet per definitie een reden om de hardheidsclausule toe te passen, zoals volgens verweerder blijkt uit uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 oktober 2019 (ECLI:RBMNE:2019:4626).
7. Verweerder heeft ter zitting, nadat duidelijk was dat de feitelijke situatie van verzoekster recent gewijzigd was, meegedeeld dat in het kader van de behandeling van het bezwaarschrift de RUC opnieuw om advies zal worden gevraagd en dat de recent gewijzigde omstandigheden in de beoordeling zullen worden meegenomen. Volgens verweerder kan de RUC in het kader van deze adviesaanvraag ook adviseren over de vraag of medisch onderzoek moet worden verricht.
Beoordeling voorzieningenrechter
8. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
9. De voorzieningenrechter constateert dat de feitelijke woonsituatie van verzoekster in de periode tussen de aanvraag en de zitting bij de voorzieningenrechter verschillende keren is gewijzigd. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt zullen de gewijzigde omstandigheden in de bezwaarprocedure moeten worden meegenomen in de beoordeling van het bezwaar, omdat verweerder het primaire besluit integraal moet heroverwegen. Verder heeft verzoekster haar medische omstandigheden toegelicht, die – zoals verweerder ter zitting heeft verklaard – ertoe zouden kunnen leiden dat verweerder medisch advies zal inwinnen. Dat betekent dat verweerder in het kader van de heroverweging een nieuwe beoordeling zal moeten verrichten van de leefomstandigheden van verzoekster en haar dochtertje. De door verzoekster ter zitting aangevoerde gronden die zien op de uitleg van de Huisvestingsverordening en de Beleidsregels Urgenties zullen in dat kader door verweerder moeten worden meegewogen in de heroverweging. Om die reden en gelet op wat hierna wordt overwogen komt de voorzieningenrechter op dit moment niet aan bespreking van die gronden toe.
10. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat de omstandigheden waarmee verzoekster zich geconfronteerd ziet tot de conclusie zouden kunnen leiden dat verzoekster in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat in de door verweerder gehanteerde beleidsregel onder meer is opgenomen dat een relatiebeëindiging (leidend tot behoefte aan woonruimte) of dakloosheid op zichzelf geen reden zijn om aanspraak op woonurgentie te kunnen maken, maar dat dit nog niet betekent dat als deze feiten zich voordoen daarop nimmer aanspraak kan bestaan. Er kan immers sprake zijn van een zodanige combinatie van omstandigheden dat – zo nodig met toepassing van de hardheidsclausule – niet kan worden geweigerd een urgentieverklaring te geven.
11. Of het primaire besluit in de (bezwaar)procedure stand zal houden – de vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden – staat daarom nog niet vast. Anderzijds acht de voorzieningenrechter van belang dat de situatie van verzoekster nu nog onvoldoende duidelijk is om te kunnen concluderen dat de weigering een urgentieverklaring te verstrekken niet zou kunnen standhouden. Daarom kan ook niet worden uitgesloten dat het besluit – al dan niet met een aanvullende of gewijzigde motivering – in stand zal kunnen blijven.
12. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat op dit moment onvoldoende aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak als deze veelal geen voorlopig karakter heeft, doordat een woning kan zijn verkregen voordat de voorlopige voorziening eindigt en de toewijzing van een woning niet wordt teruggedraaid. De voorzieningenrechter spreekt wel de verwachting uit dat verweerder zo spoedig als mogelijk is met inachtneming van de zorgvuldigheidseisen op het bezwaar van verzoekster zal beslissen.
13. De voorzieningenrechter merkt tot slot nog op dat – zoals ook ter zitting is besproken – het bezit van een urgentieverklaring niet onmiddellijk leidt tot toewijzing van een woning. Als sprake is van een acute noodzaak voor opvang, biedt een urgentieverklaring dus geen oplossing. Indien dat geval zich zou voordoen zou verzoekster bij verweerder een aanvraag om (nood-) opvang kunnen doen.
13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.