ECLI:NL:RBNHO:2022:8127

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
15/033703-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugshandel en wapenbezit door gebrek aan bewijs

Op 30 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van harddrugs, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het in voorraad hebben van ketamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 16 augustus 2022, waar de officier van justitie, mr. R. Klein, had gepleit voor een gevangenisstraf van 26 maanden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.A. Korfker, vroeg om vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

De rechtbank concludeerde dat de enige bewijsmiddelen, namelijk DNA-sporen op een tas en een patroonhouder, niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten te bewijzen. De verdachte had altijd ontkend betrokken te zijn bij de feiten en verklaarde slechts als gast in het appartement te zijn geweest. Medeverdachten bevestigden dat zij en de verdachte niets te maken hadden met de drugs of het vuurwapen.

Gezien het gebrek aan bewijs en de ruimte voor twijfel, sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/033703-22 (P)
Uitspraakdatum: 30 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Klein en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A. Korfker, advocaat te IJmuiden, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 9 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 4000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:
hij op of omstreeks 9 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, (met de uiterlijke verschijningsvorm) van het merk Glock, type 23 austria, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
hij op of omstreeks 9 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder registratie een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad en/of heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte integraal vrij te spreken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat op het hengsel van de in de kleine slaapkamer aangetroffen Basic-Fit tas - waarin ketamine is gevonden - en op de patroonhouder van het - eveneens in de kleine slaapkamer - aangetroffen vuurwapen onder meer DNA-sporen zijn aangetroffen die met de hoogste waarschijnlijkheidsgraad met de verdachte in verband kunnen worden gebracht. Deze resultaten van het opsporingsonderzoek leveren op zichzelf beschouwd al krachtige aanwijzingen op voor enige vorm van betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. Volledige zekerheid, in zodanige mate als vereist voor een bewezenverklaring, leveren deze evenwel nog niet op. Bij die stand van zaken is van belang wat zich verder in het dossier bevindt of door de officier van justitie wordt gepresenteerd.
De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten steeds ontkend en heeft verklaard dat hij enkel als gast in het appartement, waar onder meer de ketamine en het vuurwapen zijn aangetroffen, verbleef. Zijn medeverdachten hebben verklaard dat noch zijzelf, noch de verdachte iets te maken had met de verdovende middelen of het vuurwapen. Gelet hierop kan aan de verklaringen van voornoemde personen, hoewel deze tal van vragen oproepen, in ieder geval geen steun worden ontleend voor de versterking van de bewijskracht van de DNA-sporen.
De rechtbank concludeert dat er, buiten de aanwezigheid van de verdachte in het appartement en de DNA-sporen op de tas en patroonhouder, verder geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn die wijzen op betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. Evenmin volgt uit het dossier dat de verdachte op enige wijze bekend was of had behoren te zijn met de aanwezigheid van verdovende middelen, waardoor ook in die zin niet is komen vast te staan dat de verdachte deze middelen op enig moment aanwezig respectievelijk voorhanden heeft gehad. Nu het gepresenteerde bewijs ruimte voor twijfel overlaat om tot bewezenverklaring van een van de ten laste gelegde feiten over te gaan, dient de verdachte integraal te worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. P.A. Hesselink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2022.