Op 30 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van harddrugs, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het in voorraad hebben van ketamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 16 augustus 2022, waar de officier van justitie, mr. R. Klein, had gepleit voor een gevangenisstraf van 26 maanden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.A. Korfker, vroeg om vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank concludeerde dat de enige bewijsmiddelen, namelijk DNA-sporen op een tas en een patroonhouder, niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten te bewijzen. De verdachte had altijd ontkend betrokken te zijn bij de feiten en verklaarde slechts als gast in het appartement te zijn geweest. Medeverdachten bevestigden dat zij en de verdachte niets te maken hadden met de drugs of het vuurwapen.
Gezien het gebrek aan bewijs en de ruimte voor twijfel, sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte.