ECLI:NL:RBNHO:2022:8126

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
15/033716-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van heroïne, metamfetamine, vuurwapen en ketamine

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 februari 2022 in Amsterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 4000 gram heroïne en metamfetamine, het voorhanden hebben van een vuurwapen van het merk Glock, type 23, en het in voorraad hebben van ketamine. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R. Klein, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 16 augustus 2022 heeft de verdachte verklaard en zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee, heeft verzocht om partieel vrijspraak voor het medeplegen van de feiten. De rechtbank heeft echter op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en verschillende proces-verbaal, tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten besloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar deze waren niet dermate indringend om de straf te matigen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/033716-22 (P)
Uitspraakdatum: 30 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Klein en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 9 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 4000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:
hij op of omstreeks 9 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, (met de uiterlijke verschijningsvorm) van het merk Glock, type 23 austria, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
hij op of omstreeks 9 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder registratie een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad en/of heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, uitsluitend voor zover dit het medeplegen daarvan betreft. Ten aanzien van het overige heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen:
Ten aanzien van feit 1
  • de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2022;
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 9 februari 2022 met bijlagen (los bijgevoegd);
  • het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van 10 februari 2022 (dossierpagina 133 tot en met 135);
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 10 februari 2022 (dossierpagina’s 136 tot en met 138);
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 maart 2022 (dossierpagina’s 165 tot en met 170);
  • het rapport NFiDENT van het Nederlands Forensisch Instituut van 10 februari 2022 (dossierpagina 139);
  • het rapport NFiDENT van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 maart 2022 (dossierpagina 311).
Ten aanzien van feit 2
  • de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2022;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2022 (dossierpagina’s 192 tot en met 193);
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 9 februari 2022 met bijlagen (los bijgevoegd);
  • het proces-verbaal van onderzoek vuurwapen / munitie van 19 april 2022 (dossierpagina’s 156 tot en met 158).
Ten aanzien van feit 3
  • de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2022;
  • het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van 10 februari 2022 (dossierpagina 133 tot en met 135);
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 9 februari 2022 met bijlagen (los bijgevoegd);
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 maart 2022 (dossierpagina’s 165 tot en met 170);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 18 mei 2022 (dossierpagina’s 255 tot en met 256).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 9 februari 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 4000 gram van een materiaal bevattende heroïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine.
Feit 2
hij op 9 februari 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het merk Glock, type 23, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
Feit 3
hij op 9 februari 2022 te Amsterdam zonder registratie een hoeveelheid ketamine in voorraad heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Feit 3
Opzettelijk overtreden van een verbod gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de proceshouding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft getracht opening van zaken te geven. Daarnaast is aangevoerd dat de verdachte kampt met verschillende gezondheidsklachten die zijn verblijf in een penitentiaire inrichting nog zwaarder maken.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. De verdachte heeft diverse harddrugs – heroïne en metamfetamine – en een hoeveelheid ketamine in bezit gehad. Gezien de hoeveelheden harddrugs en ketamine kan het niet anders dan dat deze bestemd waren voor verdere handel en verspreiding. Het is algemeen bekend dat de handel in verdovende middelen gepaard gaat met verschillende vormen van zware criminaliteit en overlast in de samenleving, waaronder witwassen en (zware) geweldsdelicten, onder meer gepleegd met vuurwapens. Ook bij de verdachte is een vuurwapen aangetroffen. De rechtbank neemt als strafverzwarend aan dat dit vuurwapen is aangetroffen in een criminele setting, te weten op een locatie waar zich ook diverse verdovende middelen in een handelshoeveelheid bevonden, en het gegeven dat bij dit vuurwapen patronen zijn aangetroffen die geschikt zijn voor het verschieten met dat wapen. De verdachte heeft hierdoor de maatschappij bewust aan aanzienlijke risico’s blootgesteld. De persoonlijke omstandigheden en medische situatie van de verdachte acht de rechtbank niet dermate indringend dat hier een matigend effect aan moet worden gegeven.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel Justitiële documentatie van de verdachte (gedateerd 15 april 2022), waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder wegens (drugs)delicten onherroepelijk is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van het feit geen andere straf op haar plaats is dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
Voor de duur van de op te leggen gevangenisstraf slaat de rechtbank acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. In lijn met deze oriëntatiepunten neemt de rechtbank als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden voor het in bezit hebben van de harddrugs. Vanwege het bezit van de ketamine en het vuurwapen komt de rechtbank – gelet op de criminele setting waarin het vuurwapen is gevonden – tot een gevangenisstraf voor de duur van totaal 24 maanden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
  • 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 38 van de Geneesmiddelenwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIERENTWINTIG (24) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. P.A. Hesselink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2022.