ECLI:NL:RBNHO:2022:8124

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
9657385 \ CV EXPL 22-633
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake consumentenrecht en informatieplichten bij abonnementsovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 september 2022 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, NS Reizigers B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in persoon procedeert, met betrekking tot onbetaalde abonnementsgelden en reiskosten. De gedaagde heeft de vordering gedeeltelijk betwist en aangevoerd dat zij de veertiendagenbrief pas op 4 januari 2022 heeft ontvangen, waarna zij tijdig heeft betaald. De kantonrechter heeft de eis van de eisende partij verminderd en geconcludeerd dat de gedaagde partij de veertiendagenbrief uiterlijk op 16 december 2021 heeft ontvangen, waardoor de betaling op 7 januari 2022 te laat was. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eisende partij beoordeeld, met name in het kader van de abonnementsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende heeft aangetoond dat zij aan de informatieplichten heeft voldaan, en heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om de ontbrekende stukken over te leggen. De beslissing over de vordering is aangehouden totdat de eisende partij aan deze verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter heeft benadrukt dat bij schending van de informatieplichten de overeenkomst gedeeltelijk kan worden vernietigd, afhankelijk van het aantal schendingen. De zaak is van belang voor de toepassing van consumentenrecht en de verplichtingen van aanbieders van abonnementen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9657385 \ CV EXPL 22-633
Uitspraakdatum: 7 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding van 13 januari 2022 een vordering tegen de gedaagde partij ingesteld. De gedaagde partij heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De eisende partij heeft hierop schriftelijk gereageerd. Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de gedaagde partij daarop geen reactie meer gegeven.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt tot betaling van € 80,00 (€ 40,00 aan hoofdsom en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 40,00 vanaf de dag der dagvaarding en de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het “Basisproduct van NS Flex” en het “NS Flex Dal Voordeel” abonnement van NS. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij de aan haar verzonden factuur, ondanks diverse aanmaningen en de veertiendagenbrief ex artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van 13 december 2021 (hierna: de veertiendagenbrief), (grotendeels) onbetaald gelaten. Daarom is de gedaagde partij ook de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geraakt.

3.Het verweer

3.1.
De gedaagde partij betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert aan – samengevat – dat zij de veertiendagenbrief pas op 4 januari 2022 heeft ontvangen (door drukte bij PostNL in de decembermaand), waarna zij op 7 januari 2022 € 40,00 naar de deurwaarder heeft overgemaakt. Gelet op de in de veertiendagenbrief genoemde betalingstermijn van ‘
15 dagen nadat deze brief bij u is bezorgd’ is dat dus op tijd. De procedure is daarom nodeloos gestart, zodat de gevorderde proceskosten moeten worden afgewezen. Over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten heeft de gedaagde partij na de veertiendagenbrief geen brief meer ontvangen, zodat ook deze moeten worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Naar aanleiding van het verweer van de gedaagde partij heeft de eisende partij haar eis verminderd met € 40,00. Daarbij is ook ingegaan op het verweer van de gedaagde partij.
4.2.
De eisende partij betwist dat de gedaagde partij de veertiendagenbrief pas op 4 januari 2022 heeft ontvangen. De brief is op 13 december 2021 verzonden. Er dient uitgegaan te worden van een termijn van drie dagen waarbinnen de veertiendagenbrief wordt bereikt (mede gelet op de extra maatregelen die PostNL voor de drukke feestdagenperiode treft). Geconcludeerd kan daarom worden dat de gedaagde partij de veertiendagenbrief uiterlijk 16 december 2021 heeft ontvangen, zodat zij tot en met 30 december 2021 de mogelijkheid had om kosteloos te betalen. De betaling van 7 januari 2022 was daarom buiten de termijn, als gevolg waarvan de gedaagde partij de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 verschuldigd is geraakt.
4.3.
De gedaagde partij heeft op die stellingen van de eisende partij niet meer gereageerd, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. De gedaagde partij heeft de factuur niet binnen de veertiendagenbrief-termijn betaald, zodat zij de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is geraakt. De deelbetaling van € 40,00 strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 lid 1 BW, eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten. Dit maakt (in beginsel) dat de gedaagde partij een bedrag van € 40,00 aan hoofdsom verschuldigd is, behoudens het volgende.
Twee overeenkomsten
4.4.
Op basis van de overgelegde stukken en de toelichting daarop is de kantonrechter, in tegenstelling tot in eerdere uitspraken van deze rechtbank, van oordeel dat het hier gaat om twee (juridisch gescheiden) overeenkomsten. Te weten een overeenkomst die tot doel heeft de consument bij de latere sluiting van overeenkomsten inzake passagiersvervoer een korting te verlenen (de abonnementsovereenkomst) en een overeenkomst voor de aankoop van een of meer passagiersvervoerbewijzen in de zin van artikel 8:100 BW (de reisovereenkomst).
De abonnementsovereenkomst; informatieplichten
4.5.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het bijzonder het arrest van 12 maart 2020 (ECLI:EU:C:2020:199), valt een abonnementsovereenkomst niet onder het begrip ‘overeenkomst van passagiersvervoerdiensten’, maar onder het begrip ‘dienstenovereenkomst’. Dat betekent dat de onderhavige abonnementsovereenkomst niet valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. Voor die overeenkomst moet zijn voldaan aan de informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v BW.
4.6.
De eisende partij moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de informatieplichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
4.7.
De eisende partij heeft bij de dagvaarding schermafdrukken van het bestelproces overgelegd, voorzien van een toelichting. De kantonrechter zal in het eindvonnis beoordelen of hieruit voldoende blijkt dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m BW.
4.8.
De eisende partij heeft in ieder geval niet voldoende toegelicht en onderbouwd op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden, bestelbevestiging ontbreekt. Dit is in strijd met de artikelen 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en 21 Rv.
4.9.
De eisende partij wordt eenmalig in de gelegenheid gesteld de aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging over te leggen. In het vervolg zal het ontbreken van dergelijke stukken leiden tot afwijzing van de vordering (voor zover deze ziet op de abonnementsgelden).
De abonnementsovereenkomst; sanctionering
4.10.
Als de kantonrechter concludeert dat de essentiële informatieplichten van artikel 6:230m en 6:230v lid 7 BW zijn geschonden, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% (bij één tot drie schending(en)) of voor 50% (bij meer dan drie schendingen) van de door de gedaagde partij verschuldigde prijs.
Ten aanzien van de in de artikelen 6:230m lid 1 onder e, f, h, i en j BW opgenomen precontractuele informatieplichten heeft de Nederlandse wetgever in sancties voorzien. Deze zijn neergelegd in de artikelen 6:230n lid 3, 6:230k lid 2, 6:230o lid 2, 6:230s leden 3 en 5 BW. Als sprake is van een schending van een informatieplicht waarop een wettelijke sanctie staat, zal de kantonrechter deze toepassen.
De abonnementsovereenkomst; artikel 6:230v lid 3 BW
4.11.
Op artikel 6:230v lid 3 BW gaat de kantonrechter specifieker in. In dit artikellid is als bijzondere verplichting bepaald dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
4.12.
Als de aanvaarding geschiedt door gebruik van een knop, geldt het volgende. Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden
opde bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.
4.13.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW. Zij licht toe dat de consument zich aan het einde van het bestelproces in de omgeving ‘Betalen’ bevindt en vervolgens wordt doorgeleid naar iDeal. De kosten voor de eerste termijn van het abonnement moeten tijdens het bestelproces met iDeal worden voldaan. De daaropvolgende termijnen moeten worden voldaan middels automatische incasso, waarvoor tijdens het bestelproces een machtiging wordt verstrekt. Volgens de eisende partij wordt de consument in voornoemde omgeving in niet voor misverstand vatbare termen erop gewezen dat bij plaatsing van de bestelling een betalingsverplichting ontstaat. De consument moet namelijk zelf zijn bankrekeningnummer invullen, waarna de consument op de knop ‘betaling afronden’ moet drukken. In het laatste betaalscherm staat in dikgedrukte letters ‘Betalen met iDeal’. De eisende partij verwijst ter onderbouwing daarvan naar bijlagen IV en VIII van producties 3 en 4.
4.14.
Anders dan de eisende partij stelt, blijkt uit voornoemde bijlagen niet dat de bestelknop de woorden ‘betaling afronden’ bevat. In plaats daarvan staat er ‘bestelling afronden’. Verder is onduidelijk op welk moment het bestelproces wordt afgerond en dus wanneer de overeenkomst tot stand komt. Is dit het geval wanneer op de knop ‘bestelling afronden’ wordt geklikt of pas nadat op de pagina ‘Betalen met iDeal’ de betaling is verricht? En is de knop ‘bestelling afronden’ (dan) wel de laatste knop? Óf wordt het bestelproces feitelijk niet afgerond met een knop, maar vindt aanvaarding (al) plaats door de betaling die moet worden gedaan?
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten.
4.15.
Als de kantonrechter concludeert dat niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW zal dat leiden tot vernietiging van de overeenkomst voor wat betreft de betalingsverplichting van de gedaagde partij. Immers, op grond van artikel 8 lid 2 van de Richtlijn consumentenrechten (Richtlijn 2011/83/EU) is (alleen) de consument niet gebonden aan de overeenkomst als de bestelknop niet volstaat.
De reisovereenkomsten
4.16.
Overeenkomsten ten aanzien van de reiskosten vallen onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. Hierop zijn slechts de artikelen 6:230i lid 1, 6:230j, 6:230k en 6:230v lid 2 en 3 BW van toepassing.
4.17.
De eisende partij stelt in haar toelichting dat deze overeenkomsten digitaal tot stand zijn gekomen. De kantonrechter kan dit niet volgen. Immers, uit artikel 1.3 van de overgelegde algemene voorwaarden volgt dat een reisovereenkomst tot stand komt wanneer een reiziger instapt in een vervoermiddel en eindigt wanneer deze uitstapt. In genoemd artikel staat verder:
“Ook als u niet apart per reis betaalt, maar gebruik maakt van een (volledig) afgekocht reisrecht op een Product komt iedere keer dat u reist met NS een aparte vervoerovereenkomst tot stand.”. Als dit laatste tot uitgangspunt wordt genomen, is geen sprake van een overeenkomst op afstand waarop artikel 6:230v lid 2 en 3 BW van toepassing is. De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
Specificatie vordering
4.18.
De eisende partij heeft niet inzichtelijk gemaakt welk deel van de vordering ziet op de reiskosten en welk deel op de abonnementsgelden. De eisende partij moet haar vordering ook in die zin nog nader specificeren.
Nadere toelichting
4.19.
De eisende partij wordt opgedragen een nadere, onderbouwde toelichting te geven. Indien de eisende partij daaraan niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
4.20.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van
5 oktober 2022de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor is overwogen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter