ECLI:NL:RBNHO:2022:8116

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
15/132642-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door negeren rood verkeerslicht

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 augustus 2020 in Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een Volkswagen Caddy, negeerde een rood verkeerslicht en botste op twee voertuigen die met groen licht de kruising oprijden. Hierdoor raakte een van de bestuurders zwaar lichamelijk gewond. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, maar een veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde feit, met een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank voor het subsidiair feit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit werd bewezen verklaard. De rechtbank legde een geldboete op van € 500,-, te voldoen in tien maandelijkse termijnen, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht door roekeloos rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/132642-21
Uitspraakdatum: 8 september 2022
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. M.A. Hobbelink, en van hetgeen door de verdachte en mr. J.S. Dallinga, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2020 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, te weten: de Amsterdamse Baan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met hoge snelheid het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en de kruising van de Amsterdamse Baan met de toerit naar de A9 op te rijden, waarna hij met dat door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met twee bij groen verkeerslicht die kruising oprijdende personenauto's, waardoor aan de bestuurder van een van die personenauto's (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een nierkneuzing, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 augustus 2020 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, te weten: de Amsterdamse Baan, met hoge snelheid het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd en de kruising van de Amsterdamse Baan met de toerit naar de A9 is opgereden, waarna hij met dat door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met twee bij groen verkeerslicht die kruising oprijdende personenauto's, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Vrijspraak

De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier geen bewijs bevat voor het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Dit conform de standpunten van de officier van justitie en de raadsman.
5.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
5.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 augustus 2020 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, te weten: de Amsterdamse Baan, het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd en de kruising van de Amsterdamse Baan met de toerit naar de A9 is opgereden, waarna hij met dat door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met een bij groen verkeerslicht die kruising oprijdende personenauto, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde ontbreekt. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

8.Motivering van de sancties

Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de Wegenverkeerswet overtreden door met zijn auto bij een kruising van autowegen een rood stoplicht te negeren. Verdachte is onvoldoende oplettend geweest. Als gevolg van deze overtreding heeft de verdachte een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij twee andere voertuigen betrokken zijn geraakt en heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Juist voortdurende alertheid van een bestuurder van een motorrijtuig op de verkeersinstallatie bij een kruising is voor die veiligheid van essentieel belang.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. In het geval van een first offender, zoals de verdachte blijkens het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 juli 2022 is, is dit een (onvoorwaardelijke) geldboete. Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- passend en geboden. Gelet op de draagkracht van de verdachte zal de rechtbank bepalen dat deze geldboete wordt voldaan in tien maandelijkse termijnen van € 50,-.
Daarnaast acht de rechtbank de gevorderde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden op zijn plaats. Enerzijds dient de verkeersveiligheid ook in de toekomst te worden beschermd, anderzijds is gebleken dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werkzaamheden, waardoor een geheel voorwaardelijke ontzegging passend is. De rechtbank verbindt aan deze bijkomende straf een proeftijd van 2 jaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 23, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 5.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het onder 6. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van € 500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, te voldoen in tien maandelijkse termijnen van elk € 50,-.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de bijkomende straf kan worden gelast, indien:
- de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van der Veen, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 september 2022.