Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] , handelend onder de naam [bedrijfsnaam 1]
[eiser 2] , handelend onder de naam [bedrijfsnaam 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak vorderen twee zzp’ers, handelend onder de namen [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2], betaling van hun facturen voor werkzaamheden die zij in opdracht van [gedaagde], handelend onder de naam [bedrijfsnaam 3], hebben verricht. De opdrachtgever, [gedaagde], beroept zich op verrekening van schade die hij zou hebben geleden door het handelen van de zzp’ers. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van de opdrachtgever niet voor verrekening in aanmerking komt, omdat de gegrondheid van die vordering niet eenvoudig kan worden vastgesteld. De vorderingen van de zzp’ers worden toegewezen.
Het proces begon met een dagvaarding op 14 februari 2022, waarna een zitting op 22 juli 2022 volgde. De zzp’ers hebben in totaal facturen ter waarde van € 5.956,89 ingediend, waarvan [gedaagde] slechts € 2.904,08 heeft betaald. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] de openstaande facturen verschuldigd is, en dat zijn beroep op verrekening niet kan worden gehonoreerd. De kantonrechter wijst de vorderingen van de zzp’ers toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde].