ECLI:NL:RBNHO:2022:8031

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
9657354 \ CV EXPL 22-630
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van informatieplichten in abonnementsovereenkomst en reiskosten bij NS Flex

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verstekprocedure tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, NS Reizigers B.V., heeft de gedaagde gedagvaard en vorderde betaling van € 57,24, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook veroordeling in de proceskosten. De vordering betreft abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het 'Basisproduct van NS Flex' en het 'NS Flex' abonnement. De kantonrechter heeft ambtshalve vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten die voortvloeien uit de abonnementsovereenkomst. De kantonrechter heeft daarbij verwezen naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, zoals artikel 6:230m en 6:230v, en heeft geconcludeerd dat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd van de informatie die aan de gedaagde is verstrekt. Ook de vordering met betrekking tot de reiskosten is afgewezen, omdat de eisende partij niet heeft aangetoond welk deel van de vordering betrekking heeft op reiskosten en welk deel op abonnementsgelden. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de proceskosten voor rekening van de eisende partij gesteld, die tot en met de uitspraak op nihil zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9657354 \ CV EXPL 22-630
Uitspraakdatum: 24 augustus 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij heeft gevorderd dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt tot betaling van € 57,24, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het “Basisproduct van NS Flex” en het “NS Flex” abonnement van NS. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij de aan hem verzonden facturen, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald gelaten.
Twee overeenkomsten
2.3.
De kantonrechter is er ambtshalve mee bekend dat het in dergelijke dossiers, in zijn algemeenheid, gaat om twee (juridisch gescheiden) overeenkomsten. Te weten een overeenkomst die tot doel heeft de consument bij de latere sluiting van overeenkomsten inzake passagiersvervoer een korting te verlenen (de abonnementsovereenkomst) en een overeenkomst voor de aankoop van een of meer passagiersvervoerbewijzen in de zin van artikel 8:100 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (de reisovereenkomst).
De abonnementsovereenkomst
2.4.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het bijzonder het arrest van 12 maart 2020 (ECLI:EU:C:2020:199), valt een abonnementsovereenkomst niet onder het begrip ‘overeenkomst van passagiersvervoerdiensten’, maar onder het begrip ‘dienstenovereenkomst’. Dat betekent dat de onderhavige abonnementsovereenkomst niet valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. Voor die overeenkomst moet zijn voldaan aan de informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v BW.
2.5.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten.
Artikel 6:230m lid 1 BW
2.6.
De eisende partij heeft immers nagelaten een met schermafdrukken onderbouwde toelichting op het bestelproces te overleggen, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt.
Artikel 6:230v lid 3 BW
2.7.
De eisende partij heeft ook niet voldoende toegelicht hoe de bestelknop luidt die de consument moet aanklikken voordat het bestelproces wordt afgerond en waarbij voor de consument een betalingsverplichting ontstaat. De eisende partij moet concreet stellen en onderbouwen welke bestelknop de consument moet aanklikken en hoe de bewoordingen op die bestelknop luiden. Dit heeft zij nagelaten. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat aan de gedaagde partij een duidelijke mededeling is gedaan dat met het aanklikken van de bestelknop een betalingsverplichting wordt aangegaan en dat dus voldaan is aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW.
Artikel 6:230v lid 7 BW
2.8.
Voorts heeft de eisende partij niet toegelicht en onderbouwd op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. Een bevestiging die aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW voldoet, ontbreekt.
De reisovereenkomsten
2.9.
Overeenkomsten ten aanzien van de reiskosten vallen onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. Hierop zijn slechts de artikelen 6:230i lid 1, 6:230j, 6:230k en 6:230v lid 2 en 3 BW van toepassing.
2.10.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter dit gedeelte van de vordering (eveneens) onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Er is geen factuur overgelegd waaruit het gevorderde bedrag blijkt. Bovendien heeft de eisende partij niet inzichtelijk gemaakt welk deel van de vordering ziet op de reiskosten en welk deel op de abonnementsgelden.
Wat is hiervan het gevolg?
2.11.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.12.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.13.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter