In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering. Eiseres, die zich op 17 december 2018 ziekmeldde na haar laatste werk als planner/administratief medewerkster, had op 14 september 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV wees deze aanvraag af op 10 november 2020, omdat eiseres op de datum in geding (14 december 2020) minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl de gemachtigde van het UWV via MS Teams deelnam.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet berust op een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering, in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft een lange voorgeschiedenis van klachten, waaronder psychische en fysieke klachten, en stelt dat haar klachten niet juist zijn gewaardeerd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank twijfelt aan de wijze waarop de verzekeringsartsen de klachten van eiseres hebben vertaald naar beperkingen in de FML en vindt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de PNEA-aanvallen onnavolgbaar.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en draagt het UWV op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt het door eiseres betaalde griffierecht vergoed en worden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.518,00. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2022.