In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser, die in het verleden als slager en laatstelijk als schoonmaker en magazijnmedewerker heeft gewerkt, heeft zich op 13 september 2018 ziekgemeld. Hij ontving vanaf 12 oktober 2018 een uitkering op basis van de Ziektewet. Op 27 mei 2020 heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 23 september 2020 afgewezen omdat hij op de datum in geding, 10 september 2020, minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een buurman en een tolk, terwijl de gemachtigde van verweerder via MS Teams deelnam.
De rechtbank heeft de afwijzing van de WIA-aanvraag beoordeeld aan de hand van de argumenten van eiser. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van het onderzoek en de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen de medische situatie van eiser zorgvuldig hebben beoordeeld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de uitkomsten van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De rechtbank oordeelt dat de klachten van eiser, hoewel ernstig ervaren, niet leiden tot een andere beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de WIA-aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding toegekend.