ECLI:NL:RBNHO:2022:8008

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
AWB-20_5955
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde disciplinaire maatregel van strafontslag aan ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim en integriteitsschendingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 25 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen zijn ontslagbesluit beoordeeld. Eiser, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer, is op 19 december 2019 disciplinair ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim. Dit ontslag volgde op een onderzoek naar integriteitsschendingen, waarbij eiser werd verdacht van het aannemen van geschenken en het niet melden van zijn status als verdachte in een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank concludeert dat het onderzoek naar de gedragingen van eiser zorgvuldig en onpartijdig is uitgevoerd. Eiser heeft zich schuldig gemaakt aan het in strijd met het integriteitsbeleid aannemen van geschenken, waaronder een televisie en een maatpak, en het gebruik van zijn zakelijke e-mailadres voor privédoeleinden. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde disciplinaire maatregel van strafontslag gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de gedragingen en de verantwoordelijkheden die eiser als ambtenaar had. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het strafontslag blijft in stand.

Uitspraak

ECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/5955

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.G.M. Lamers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer(verweerder)
(gemachtigden: mr. M.P.W. Steuten en mr. M. Verberne).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ontslagbesluit.
Met het besluit van 19 december 2019 heeft verweerder aan eiser medegedeeld hem primair wegens ernstig plichtsverzuim met onmiddellijke ingang de disciplinaire maatregel van strafontslag op te leggen en subsidiair ontslag te verlenen wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
Met het bestreden besluit van 22 september 2020 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

1.1.
Eiser is sinds [datum] 2009 in dienst bij de gemeente Haarlemmermeer, vanaf [datum] 2013 bij de cluster [cluster] . Hij vervulde daar de functie van [functie] .
1.2.
Op 26 juni 2019 heeft de Rijksrecherche de woning en de werkplek van eiser doorzocht. Naar aanleiding van de doorzoekingen is eiser uitgenodigd voor een gesprek met de gemeentesecretaris. Verweerder heeft vervolgens eiser per direct buitengewoon verlof verleend met behoud van salaris en aan het externe onderzoeksbureau [naam 1] opdracht gegeven om een feiten- en achtergrondonderzoek te doen.
1.3.
Naar aanleiding van de ontvangst van een e-mail van het Openbaar Ministerie (OM) van 10 juli 2019, waarin wordt aangegeven dat eiser als verdachte is aangemerkt als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering, en een brief van 28 augustus 2019, met de mededeling dat eiser wordt verdacht van vermeende ambtelijke corruptie (aannemen van giften) en het witwassen van ontvangen giften, heeft verweerder op 5 september 2019 het voornemen kenbaar gemaakt eiser te schorsen als ordemaatregel, vooralsnog met behoud van salaris. Op 12 september 2019 is de schorsing verlengd. Op 25 september 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiser, in bijzijn van zijn advocaat, en twee medewerkers van [naam 1] . De uitkomsten van het feitenonderzoek zijn vastgelegd in een op 31 oktober 2019 gedateerd rapport.
1.4.
Verweerder heeft vervolgens op 19 november 2019 het voornemen kenbaar gemaakt tot het opleggen van strafontslag wegens zeer ernstig plichtsverzuim.
1.5.
Op 27 november 2019 heeft een zienswijzegesprek plaatsgevonden.
1.6.
Bij besluit van 19 december 2019 heeft verweerder eiser, primair, disciplinair ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim onder toepassing van artikel 8:13 CAR/UWO – de straf wordt onmiddellijk per 20 december 2019 ten uitvoer gelegd – en subsidiair, ontslagen wegens een verstoorde arbeidsverhouding/onherstelbare vertrouwensbreuk met toepassing van artikel 8:8 CAR/UWO.
1.7.
Eiser heeft bezwaar gemaakt. In de bezwaarfase op 25 maart 2020 heeft verweerder nog nadere informatie van het OM verkregen.
1.8.
Met het bestreden besluit van 22 september 2020 heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd, kort samengevat, dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, bestaande uit:
-1° het in strijd met het integriteitsbeleid aanvaarden van geschenken en gunsten (drank, televisie, maatkleding, auto en armband);
-2° het herhaaldelijk verklaren van onwaarheden;
-3° het in strijd met het beleid via zakelijke email handelen in auto’s (waarbij een horloge met dubieuze achtergrond deel uitmaakte van de onderhandelingen).
Volgens verweerder heeft eiser zich met de vermelde gedragingen schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim en rechtvaardigt dit het strafontslag.
Verweerder heeft in het bestreden besluit, in aanvulling op het advies van de bezwaarschriftencommissie, nog gesteld dat de op 25 maart 2020 ontvangen nadere informatie afkomstig van het OM, die de commissie buiten de beoordeling heeft gelaten, de verweten gedragingen bevestigen. Bovendien zijn daarmee gedragingen die van meet af aan onderwerp zijn geweest van het debat, maar die in eerste instantie niet ten laste konden worden gelegd, alsnog aannemelijk geworden. Verweerder stelt die gedragingen, die zich kwalificeren als ‘meer van hetzelfde’ wel te kunnen meenemen in de heroverweging.

Het oordeel van de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser bij wijze van disciplinaire maatregel terecht heeft ontslagen. Voor de rechtbank is duidelijk geworden dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim en dat deze maatregel daarom op zijn plaats was.

Inleiding

3. Volgens vaste rechtspraak moet voor de beantwoording van de vraag of een strafontslag rechtmatig is worden beoordeeld of:
1. het onderzoek zorgvuldig en onpartijdig was;
2. eiser de hem verweten gedragingen heeft verricht en deze vallen onder plichtsverzuim;
3. de gedragingen aan eiser zijn toe te rekenen; en
4. het opleggen van strafontslag in dit geval evenredig is geweest.
De rechtbank zal hierna aan de hand van deze vragen uitleggen waarom zij tot haar oordeel is gekomen.

Was het onderzoek zorgvuldig en onpartijdig?

4. De rechtbank acht het onderzoek zorgvuldig en niet partijdig. Eiser heeft aangevoerd dat het ingestelde onderzoek er niet op was gericht om op objectieve wijze vast te stellen dat hij plichtverzuim heeft gepleegd, maar dat er een andere drijfveer achter het strafontslag zit. Het zou gaan om het vereffenen van een rekening uit het verleden. De rechtbank heeft daar echter geen aanwijzingen voor nu daaromtrent door eiser, in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder en gelet op de stukken in het dossier, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn gesteld. Nadat verweerder signalen hadden bereikt over integriteitsschendingen is een (feiten)onderzoek ingesteld naar eiser. Daartoe was verweerder bevoegd. Dat onderzoek is zorgvuldig en volledig geweest en mag aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Verweerder heeft een onafhankelijk onderzoeksbureau ingeschakeld en naar het oordeel van de rechtbank zijn de onderzoekers zorgvuldig te werk gegaan. Het dossier bevat voldoende onderzoeksgegevens. Verweerder kon op basis daarvan tot een zorgvuldige feitenvaststelling komen.

Inhoudelijk

Standpunt eiser
5. Eiser betwist in strijd met het integriteitsbeleid geschenken te hebben aangenomen.
Eiser benadrukt dat het aannemen van giften tot zijn specifieke functie behoorde en dat moet worden meegewogen. Verder stelt hij dat, als er al een ‘zero tolerance’-beleid was, hij daar, mede gezien zijn specifieke rol, op had moeten worden gewezen en getraind. Volgens eiser is er geen document overgelegd waar dat uit blijkt. Bovendien ging hij er, naar later bleek ten onrechte, vanuit dat giften tot € 50,00 waren toegestaan. Eiser wijst er daarbij op dat uit de verklaringen van collega’s blijkt dat hij niet de enige was die daarvan uitging. Hij heeft zich daar altijd aan gehouden. Flessen drank werden bovendien afgegeven en op de afdeling in een kast gezet, voor intern gebruik. De kralenarmband zag hij als een prullaria, die hij niet kon weigeren. In de loop der jaren heeft hij met de heer [naam 2] een persoonlijke relatie gekregen. Hij ziet hem als een vriend. De betrokkenheid van de heer [naam 2] bij de aanschaf van de televisie en de auto moet worden beschouwd als niet meer dan een vriendendienst. Hij heeft de televisie en de auto zelf betaald. Er is geen sprake van een gift of gunst. Eiser ziet het ook als een privéaangelegenheid. Hij wijst op de ingebrachte verklaring van de heer [naam 2] , waarin deze de gang van zaken uit de doeken doet. Ook de aanschaf van het maatpak heeft hijzelf bekostigd, zoals blijkt uit de bon. Volgens eiser worden hierover door verweerder rookgordijnen opgetrokken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bewijsstandaard
6. Eiser heeft - blijkens de pleitnota – betoogd dat geen sprake is van overtreding van het bepaalde in artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7. In de eerste plaats is in de onderhavige procedure de vraag of artikel 363 Sr is overtreden niet aan de orde. Verder gelden in het bestuursrecht niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim, dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding kan geven, is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat op grond van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.
Kleine geschenken
8. Onbetwist is dat eiser, zonder daarvan (steeds) bij verweerder melding te maken, flessen drank en een kralenarmband heeft aangenomen van zakelijke relaties. De stelling van eiser dat hij niet wist dat hij deze geschenken niet mocht aannemen wordt niet gevolgd door de rechtbank. Met betrekking tot de kenbaarheid van het integriteitbeleid van verweerder overweegt de rechtbank dat dit beleid is neergelegd in de Gedragscode Integriteit Haarlemmermeer UWO-II, die toegankelijk is voor alle medewerkers. Dit beleid is bovendien door middel van een jaarlijks e-mailbericht en via intranetberichten (onder andere rond de kerstperiode) expliciet onder de aandacht van de medewerkers gebracht. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiser de inhoud van het beleid had behoren te kennen. Overigens heeft eiser zelf op 25 september 2019, in het gesprek met de onderzoekers van [naam 1] , verklaard te weten dat het niet is toegestaan giften van relaties aan te nemen en dat hij aangeboden giften dient te melden. Ook staat in het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] (productie 2 achter de brief van eisers gemachtigde van 18 februari 2022, onder 28) dat aan de getuige is voorgehouden dat eiser in het strafrechtelijke onderzoek heeft verklaard dat giften aangegeven moesten worden en dat dit beleid algemeen bekend was. Dat er een (ongeschreven) regel was dat giften onder de
€ 50,00 niet hoefden te worden opgegeven vindt geen steun in de stukken. Dat ook andere medewerkers ervan uitgingen dat giften onder de € 50,00 niet hoefden te worden opgegeven kan eiser niet regarderen, nu dit niets zegt over zijn eigen gedragingen, waar hij immers zelf verantwoordelijk voor blijft.
Televisie en maatpak
9. De rechtbank acht aannemelijk dat eiser geschenken heeft aangenomen in de vorm van een televisie en een maatpak dan wel dat hij bij de aanschaf daarvan privé financieel voordeel heeft genoten. Dit volgt evident uit de door verweerder overgelegde stukken die zijn verkregen van het OM. De door eiser gegeven uitleg wordt in het geheel niet onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden. De enkele stelling dat sprake zou zijn van onbewezen aannames en insinuaties zijdens het OM volstaat daarvoor in ieder geval niet.
Het gebruik van het zakelijk emailadres voor privédoeleinden
10. Onbetwist is dat eiser zijn zakelijke e-mailadres heeft gebruikt voor onderhandelingen over de koop van een auto. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze gedraging van eiser terecht aangemerkt als plichtsverzuim. Dit is strijdig met artikel 40c van het ICT-protocol, waarin staat dat het gebruik van het zakelijke e-mailadres uitsluitend voor zakelijke doeleinden is. Een beperkt gebruik voor privé doeleinden van ICT middelen is weliswaar toegestaan, dat is algemeen aanvaard en volgt ook uit het ICT-protocol, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hier overmatig gebruik gemaakt van zijn zakelijke e-mailadres ten behoeve van privé doeleinden.
11. De conclusie is dat eiser de hem verweten gedragingen heeft verricht, deze gedragingen zijn aan te merken als plichtsverzuim en aan hem zijn toe te rekenen.
Artikel 6 EVRM
12. Eiser heeft nog aangevoerd dat verweerder de in artikel 6, tweede lid, van het EVRM neergelegde onschuldpresumptie heeft geschonden. Dat volgt de rechtbank niet. Verweerder geeft immers, gezien de motivatie van het bestreden besluit, geen expliciet oordeel over de vraag of eiser (in strafrechtelijke zin) schuldig is aan ambtelijke corruptie en het witwassen van ontvangen giften, waar hij door het OM van wordt verdacht. Artikel 6, tweede lid, van het EVRM is daarom hier niet van toepassing.

De evenredigheid van het strafontslag

13. Gezien de ernst en de aard van de gedragingen en de voor ambtenaren geldende strenge eisen van integriteit, betrouwbaarheid en besef van verantwoordelijkheid, acht de rechtbank het door verweerder opgelegde onvoorwaardelijke strafontslag niet onevenredig aan het plichtsverzuim. Met het plichtsverzuim heeft eiser het in hem te stellen vertrouwen in ernstige mate geschonden. De omstandigheid dat eiser een lange staat van dienst heeft, altijd goed en succesvol heeft gefunctioneerd en veel lof kreeg voor zijn inspanningen maakt ook niet dat de opgelegde straf onevenredig is. De rechtbank overweegt daartoe verder als volgt.
14. Uit de stukken volgt dat de kerntaak van de functie van eiser was [kerntaak] Eiser omschrijft zichzelf als een “verbinder”, die zorgde voor een “softe landing”, hij maakte de investeerders warm en bracht ze in contact met zijn netwerk. Eiser nam zelf geen beslissingen, maar kon wel de beslissingsbevoegde ambtenaren vragen om te “prioriteren”. Eiser had naar het oordeel van de rechtbank dan ook een grotere rol in het investeringsproces dan hij zelf aangeeft. Hij had, zoals hij ook zelf aangeeft, een grote mate van vrijheid bij het uitoefenen van zijn functie. De aard van de functie van eiser en zijn rol daarin brengt naar het oordeel van de rechtbank daarom mee dat hij zich extra bewust had moeten zijn van zijn verantwoordelijkheden als ambtenaar, die zich beweegt in het publieke en private domein. Het is aan eiser om daar prudent mee om te gaan, zich te realiseren welke verantwoordelijkheden daarbij horen, deze in zijn functioneren in acht te nemen en daarnaar te handelen. Het is voor de rechtbank evident dat eiser daarin ernstig verwijtbaar nalatig is geweest.
15. Eiser kan ook worden verweten dat hij niet vanaf de start van het (strafrechtelijk) onderzoek volledige openheid van zaken heeft gegeven over de precieze feitelijke gang van zaken met betrekking tot de aanschaf van het maatpak, de televisie en de auto. Eiser heeft ook nagelaten te melden bij verweerder dat hij een vriendschappelijke band had aangeknoopt met de heer [naam 2] , een band die is voortgekomen uit de zakelijke relatie die hij, via zijn functie bij verweerder, al negen à tien jaar had met de heer [naam 2] . De rechtbank is van oordeel dat eiser dit, gelet juist op zijn functie, spontaan bij verweerder had moeten melden. Van medewerkers bij een gemeente mag een grote mate van integriteit en betrouwbaarheid worden verwacht. De onafhankelijkheid als ambtenaar dient in alle gevallen voorop te staan. Verweerder heeft daarom terecht gesteld dat in ieder geval sprake is geweest van een onaanvaardbare vermenging van financiële privéaangelegenheden met die van zakenrelaties, wat niet verenigbaar is met een ambtelijke aanstelling.
16. Ook valt eiser aan te rekenen dat hij niet onverwijld melding heeft gemaakt van het feit dat hij als verdachte wordt aangemerkt in een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiser dat niet heeft beseft. In ieder geval moet eiser daarmee na 3 juli 2019, de datum waarop een advocaat zich heeft gesteld bij het OM vanwege het gelegde beslag, bekend zijn geweest.
17. Verweerder heeft aan het bestreden besluit nog ten grondslag gelegd dat eiser herhaaldelijk onwaarheden heeft verklaard. Dat kan de rechtbank niet volgen. In zijn beleving heeft eiser immers de waarheid verklaard. Dat uit de stukken anders kan volgen, maakt dit niet anders.

Conclusie en gevolgen

18. De rechtbank komt tot de conclusie dat het strafontslag terecht is opgelegd. De beroepsgronden slagen (niet). Het beroep is ongegrond. Het strafontslag blijft overeind.
19. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, voorzitter, en mr. L.M. de Vries en mr. dr. J.C. de Wit, leden, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.