3.3.2Nadere bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft – kort gezegd – verklaard dat de verdachte in haar jeugd frequent ontucht met haar heeft gepleegd door het geven van zoenen met de tong. De verdachte noemde dit volgens aangeefster een filmkus.
Betrouwbaarheid van de aangifte
De rechtbank stelt voorop dat de aangeefster in haar aangifte – die vooraf is gegaan door een ‘informatief gesprek zeden’ waarin nagenoeg gelijkluidend is verklaard –consistent, concreet en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die de verdachte bij haar heeft gepleegd en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat zich in het dossier geen aanknopingspunten bevinden dat aangeefster valse verklaringen zou hebben afgelegd. Evenmin ziet de rechtbank aanknopingspunten in het dossier dat de verklaringen van aangeefster gekleurd zijn door de door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden (jonge leeftijd, tijdsverloop, moeilijke familiesituatie, trauma’s en PTSS). De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster als geloofwaardig en betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en tot uitgangspunt kunnen worden genomen in de onderliggende zaak.
Verklaringen getuigen bieden steun aan verklaringen aangeefster
De getuigen [getuige 2] (moeder van aangeefster), [getuige 1] (de broer van aangeefster) en [getuige 3] (voormalig echtgenote van de verdachte) verklaren ieder afzonderlijk dat zij in de bewezenverklaarde periode zelf hebben waargenomen dat de verdachte de aangeefster zoenen met de tong heeft gegeven. Uit de verklaringen van de moeder en de broer van aangeefster volgt dat de verdachte dan telkens met zijn tong de tong van aangeefster aanraakte.
De moeder verklaart verder dat de verdachte regelmatig aan aangeefster om een “papakus” vroeg.. De verdachte trok haar dan op schoot en zei: “papakus”. De moeder verklaart tevens dat ze het niet normaal vond en dat zij en de verdachte hier veel ruzie over hebben gehad. Ook de broer verklaart dat zijn ouders er ruzie over hadden en dat het initiatief voor die “papakusjes” bij de verdachte lag en dat de verdachte aan aangeefster vertelde hoe ze het moest doen. De kussen gebeurden heel vaak, meerdere malen per week, aldus deze getuige. Ook de getuige [getuige 3] verklaart dat de verdachte dan vroeg om een kus en daarbij zijn tong gebruikte en dat het regelmatig gebeurde.
De rechtbank neemt daarbij in overweging dat uit het dossier blijkt dat de aangeefster niet of nauwelijks contact heeft gehad met de getuigen. Ondanks dat, verklaren zowel de aangeefster als de getuigen eensluidend dat de handeling, te weten het zoenen met de tong, heeft plaatsgevonden en onder welke omstandigheden. De verklaringen van de getuigen bieden aldus steun aan de verklaringen van aangeefster. Dat de aangeefster zelf heeft verklaard dat haar vader ook met zijn tong in haar mond kwam doet aan het steunbewijs niet af.
Ontuchtig karakter van het handelen
Van een ontuchtige handeling als bedoeld in de wet is sprake indien het een handeling betreft van seksuele aard die in strijd is met de thans geldende sociaal-ethische norm. Indien niet gelijk uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handeling duidelijk naar voren komt dat deze een seksueel karakter draagt, komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de verhouding tussen de betrokkenen en de context waarbinnen de handeling zich voltrok. De wijze van aanraking en het lichaamsdeel dat is aangeraakt kunnen daarbij relevant zijn. Niet doorslaggevend is evenwel of de dader met de handeling zélf ontuchtige bedoelingen had.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat het zoenen met de tong al op jeugdige leeftijd van aangeefster is begonnen en dat het frequent heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte (steeds) deze handeling heeft geïnitieerd.
Uit de verklaringen van de moeder en de zoon blijkt dat er vaak ruzies tussen de verdachte en de moeder van de aangeefster zijn geweest over dit zoenen met de tong, waaruit de rechtbank afleidt dat ook destijds binnen het gezin deze handeling niet als normaal werd gezien.
Gelet op het voorgaande en kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging binnen de context van een vader-dochterrelatie betreft het zoenen met de tong naar het oordeel van de rechtbank een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal ethische norm. Aldus is sprake van ontuchtige handelingen.
Aanvang ontucht
De getuige [getuige 1] verklaart dat de zoenen met de tong er al waren zolang hij zich kan heugen. De getuige [getuige 2] verklaart dat het zoenen met de tong ongeveer in 1999/2000 is begonnen. Zij komt tot deze conclusie door terug te rekenen vanaf een specifiek ijkpunt, te weten het overlijden van de vader van de verdachte in december 2001. Ze verklaart dat de verdachte ongeveer in 1999/2000 een beetje begon door te draaien en de kussen zijn begonnen. De rechtbank merkt op dat aangeefster in de jaren 1999 en 2000 een leeftijd had van zeven respectievelijk acht jaar. De getuige [getuige 3] verklaart dat zij het zoenen heeft gezien toen de aangeefster rond de tien jaar oud was.
Hoewel de rechtbank op basis van het dossier niet exact kan vaststellen vanaf wanneer de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, komt uit het dossier naar voren dat de handelingen in ieder geval in 2000 hebben plaatsgevonden en een aantal jaren hebben voortgeduurd.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter omstreeks de periode van 1999 tot en met het einde van de ten laste gelegde periode.