ECLI:NL:RBNHO:2022:7998

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
15.151257.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stiekem filmen en vervaardigen van kinderporno

Op 6 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het stiekem filmen van zijn ex-vriendin, zijn toenmalige vriendin en haar minderjarige dochter. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan twee jaar heimelijk opnames gemaakt van zijn ex-vriendin in haar woning, waarbij hij haar ontblote lichaam filmde en fotografeerde. Daarnaast heeft hij zijn toenmalige vriendin en haar dochter gefilmd terwijl zij zich in kwetsbare posities bevonden, zoals naakt onder de douche of op de wc. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen ernstige inbreuk heeft gemaakt op de geestelijke integriteit van de slachtoffers, die door zijn daden angst- en paniekaanvallen hebben ervaren. De verdachte heeft de feiten bekend, maar lijkt geen volledige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de daden van de verdachte hebben ondervonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.151257.21 (P)
Uitspraakdatum: 6 september 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en- plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 februari 2017 tot en met 5 mei 2019 te Alkmaar, in elk geval in Nederland (telkens) gebruik makend van (een) technisch(e) hulpmiddel(en) (te weten (een) mobiele telefoon(s) en/of (een) spycam(s)), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 3], aanwezig in een woning, gelegen aan de [adres 3], één of meer afbeelding(en), te weten één of meer filmpje(s) en/of één of meer foto('s) heeft vervaardigd;
Feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 april 2020 tot en met 21 februari 2021 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), in elk geval in Nederland telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer 1], (een) afbeelding(en) van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 1] (heimelijk)
- van de achterkant van het lichaam van die [slachtoffer 1] gefilmd terwijl haar ontblote vagina in beeld was en/of hij, verdachte met die [slachtoffer 1] seksuele handelingen verrichtte en/of
- gefilmd terwijl die [slachtoffer 1] met ontbloot onderlichaam op de wc zat;
Feit 3 primair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 april 2020 tot en met 21 februari 2021 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), in elk geval in Nederland telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer 2], (een) afbeelding(en) van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 2] (heimelijk) gefilmd terwijl die [slachtoffer 2] met ontbloot onderlichaam op de wc zat en/of geheel naakt onder de douche stond;
Feit 3 subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 april 2020 tot en met 21 februari 2021 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), in elk geval in Nederland, (telkens) gebruik makend van (een) technisch(e) hulpmiddel(en) (te weten (een) mobiele telefoon(s) en/of (een) spycam(s)), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 2], aanwezig in een woning, gelegen aan de [adres 2], één of meer afbeelding(en), te weten één of meer filmpje(s) en/of één of meer foto('s) heeft vervaardigd;
Feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 april 2020 tot en met 21 februari 2021 te Egmond aan den Hoef en/of Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), in elk geval in Nederland, (telkens) afbeelding(en), te weten (digitale) filmbestanden en/of (digitale) fotobestanden (te weten schermafdrukken van voornoemde filmbestanden) heeft
vervaardigd, terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een persoon, te weten [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit het naakt in beeld brengen van die [slachtoffer 2] waarbij door het camerastandpunt (te weten het plaatsen van de camera gericht op de wc en/of de douche) nadrukkelijk de ontblote vagina en/of borsten en/of billen, althans het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] in beeld gebracht worden en/of waarbij bij het vervaardigen van de fotobestanden nadrukkelijk is ingezoomd op de ontblote vagina van die [slachtoffer 2];
(pv p. 104, bestandsnaam:
data/Root/data/com.sec.android.gallery3d/cache/0/-7522950293738639921.0).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen worden, ook in onderdelen, slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 augustus 2022;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 23 februari 2021 (dossierpagina 27-30);
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 23 februari 2021 (dossierpagina 35-37);
- het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [naam 1] van 26 februari 2021 (dossierpagina 40-42);
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 2 maart 2021 (dossierpagina 38-39);
-
een proces-verbaal van bevindingen, onderzoek in beslag genomen gegevensdragers, van 25 februari 2021 (dossierpagina 43-48);
- een proces-verbaal van bevindingen, onderzoek in beslag genomen gegevensdragers, van 12 april 2021 (dossierpagina 81-89);
- een proces-verbaal van bevindingen, beoordeling beeldmateriaal (TBKK), van 9 april 2021 (dossierpagina 101-103).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 26 februari 2017 tot en met 5 mei 2019 te Alkmaar, telkens gebruik makend van (een) technisch(e) hulpmiddel(en), te weten (een) mobiele telefoon(s), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 3], aanwezig in een woning, gelegen aan de [adres 3], afbeeldingen, te weten filmpjes en foto's, heeft vervaardigd;
Feit 2:
hij in de periode van 25 april 2020 tot en met 21 februari 2021 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer 1], afbeeldingen van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 1] heimelijk
- van de achterkant van haar lichaam gefilmd terwijl haar ontblote vagina in beeld was en/of hij, verdachte, met die [slachtoffer 1] seksuele handelingen verrichtte en
- gefilmd terwijl die [slachtoffer 1] met ontbloot onderlichaam op de wc zat;
Feit 3 primair:
hij in de periode van 25 april 2020 tot en met 21 februari 2021 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer 2], afbeeldingen van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 2] heimelijk gefilmd terwijl die [slachtoffer 2] met ontbloot onderlichaam op de wc zat en geheel naakt onder de douche stond;
Feit 4:
hij in de periode van 25 april 2020 tot en met 21 februari 2021 te Egmond aan den Hoef en/of Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), telkens afbeeldingen, te weten filmbestanden en fotobestanden (te weten schermafdrukken van voornoemde filmbestanden) heeft vervaardigd, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar waren, waarbij telkens een persoon, te weten [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit het naakt in beeld brengen van die [slachtoffer 2] waarbij door het camerastandpunt (te weten het plaatsen van de camera gericht op de wc en de douche) nadrukkelijk de ontblote vagina en borsten, althans het naakte lichaam, van die [slachtoffer 2] in beeld gebracht worden en waarbij bij het vervaardigen van de fotobestanden nadrukkelijk is ingezoomd op de ontblote vagina van die [slachtoffer 2].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 3 primair:
Opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 4:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 primair en feit 4 is deels sprake van eendaadse samenloop.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijk gedeelte niet hoger zou moeten zijn dan vier weken. Aan het voorwaardelijk deel kunnen de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stiekem filmen van zijn ex-vriendin, zijn toenmalige vriendin en haar minderjarige tienerdochter.
Gedurende ruim twee jaar filmde en fotografeerde de verdachte zijn ex-vriendin stiekem met (een) mobiele telefoon(s) in haar woning. De verdachte maakte onder andere opnames en foto’s van haar terwijl zij naakt in haar slaapkamer was of in bad lag.
Gedurende bijna een jaar filmde de verdachte zijn toenmalige vriendin en haar dochter stiekem met verschillende mobiele telefoons en (een) zogenoemde spycam(s) in hun woning, waar de verdachte meerdere dagen per week verbleef.
Van zijn toenmalige vriendin maakte hij opnames van haar ontblote vagina terwijl zij op de wc zat en opnames terwijl hij seksuele handelingen met haar verrichtte. De dochter van zijn toenmalige vriendin filmde hij terwijl zij naakt onder de douche stond en met ontbloot onderlichaam op de wc zat.
Op telefoons van de verdachte werden door de politie, naast deze opnames, ook screenshots van de gemaakte beelden aangetroffen, waarbij is ingezoomd op de vagina. Omdat het beeldmateriaal van de dochter van zijn toenmalige vriendin is vervaardigd op het moment dat zij minderjarig was (15 jaar toen het filmen begon), heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno.
De verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op met name de geestelijke integriteit van zijn ex-vriendin, toenmalige vriendin en haar dochter. Zij zijn allen door hem heimelijk gefilmd (en gefotografeerd) in hun eigen woning, bij uitstek een plek waar zij zich veilig en geborgen moeten kunnen voelen. De verdachte heeft ook ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem, als zijnde partner respectievelijk stiefvader, hadden gesteld. Dat zijn toenmalige stiefdochter op dat moment minderjarig was, neemt de rechtbank de verdachte extra kwalijk. Zijn handelen heeft grote gevolgen gehad voor alle drie de slachtoffers, zoals angst- en paniekaanvallen, slapeloosheid en achterdocht. Van de gevolgen hebben zij nog iedere dag last, zoals ook is gebleken uit de verschillende slachtofferverklaringen.
Gelet op de ernst van de feiten komt slechts een deels ook onvoorwaardelijke gevangenisstraf als straf in aanmerking. Het op deze wijze inbreuk maken op de privacy en de intieme levenssfeer van de slachtoffers is onacceptabel.
De persoon van de verdachte
De verdachte heeft de aan hem ten laste gelegde feiten bekend, maar wel steeds pas gedeeltelijk als hem duidelijk was (geworden) dat de politie van bepaald materiaal op de hoogte was. Nadat zijn toenmalige vriendin de politie had ingeschakeld omdat zij op de telefoon van de verdachte filmpjes van onder andere zichzelf had aangetroffen, heeft de verdachte via een andere telefoon zijn Google Drive, waarin hij de opnames had opgeslagen, leeggehaald.
De verdachte lijkt geen volle verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen. Zo heeft hij bij de politie verklaard dat slaapproblemen waarschijnlijk een rol hebben gespeeld en heeft hij bij de reclassering verteld dat hij destijds veel cocaïne gebruikte, terwijl hij daar bij de politie met geen woord over heeft verklaard. De rechtbank kan niet inzien hoe dit het handelen van de verdachte kan verklaren; zo heeft de verdachte bewust een spycam in de vorm van een bluetoothspeaker van bijna 400 euro aangeschaft, waarmee hij (een deel van) de opnames zeer bewust heeft gemaakt.
De rechtbank weegt deze houding van de verdachte in het nadeel mee bij de bepaling van de strafmaat.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
- de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten van 5 november 2021 en 2 augustus 2022 van [naam 2], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Uit deze laatste rapporten blijkt dat de verdachte, als gevolg van de strafbare feiten, uit zijn vertrouwde woonomgeving is vertrokken en dat hij elders een nieuw leven heeft opgebouwd, althans probeert op te bouwen. De verdachte durft niet terug te keren naar de regio Egmond, waar hij zijn hele leven heeft gewoond, en hij ontmoet bijvoorbeeld zijn daar nog wonende ouders op een andere locatie.
Voorts blijkt uit de rapporten dat de verdachte zich na het gebeuren vrijwillig heeft aangemeld voor psychologische behandeling en dat hij bereid is de door de reclassering geadviseerde voorwaarden na te komen.
De straf
Alles afwegende en gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend. De rechtbank legt daarom een gevangenisstraf van acht maanden op, waarbij de rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van vier maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, met daaraan verbonden een proeftijd van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit en zodat het door de reclassering geadviseerde plan van aanpak kan worden gestart. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen met uitzondering van de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, aangezien van de noodzaak daartoe niet is gebleken.
Anders dan de raadsman heeft verzocht, kan vanwege de ernst van de feiten niet met een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden volstaan.

7.Beslag

7.1.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de telefoontoestellen genoemd op de beslaglijst onder 2, 3 en 5, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen – met daarop afbeeldingen van seksuele aard, zonder toestemming gemaakt – is in strijd met de wet of het algemeen belang.
7.2.
Overige beslissingen
De rechtbank is van oordeel dat de overige onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten het telefoontoestel genoemd op de beslaglijst onder 1, de adapter genoemd op de beslaglijst onder 4 en de computer genoemd op de beslaglijst onder 6, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
[naam 1]
De benadeelde partij [naam 1], bijgestaan door haar advocaat mr. K. Lans, heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.515,53 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade (€ 515,53) en immateriële schade (€ 2.000,-) die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit de kosten alternatieve therapie van € 475,-, de reiskosten overleg raadsvrouw van € 16,43 en de reiskosten therapie van € 24,1 (de rechtbank leest: € 24,18).
Voorts heeft de benadeelde partij gevorderd om de verdachte te veroordelen in de gemaakte en nog te maken proceskosten, waaronder de reiskosten zitting van € 0,40. De eerder gestelde reiskosten slachtoffergesprek van € 18,83 zijn ter zitting niet gehandhaafd, nu dit gesprek telefonisch heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 499,18 (te weten de kosten alternatieve therapie van € 475,- en de reiskosten therapie van € 24,18) voldoende is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van deze schade zal worden toegewezen. De overigens gestelde materiële schade (de reiskosten overleg raadsvrouw) vat de rechtbank op als proceskosten, waarover de rechtbank verderop zal oordelen.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De verdachte heeft deze schadepost ook uitdrukkelijk erkend.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 2.499,18, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gestelde proceskosten overweegt de rechtbank het volgende. Uit bestendige jurisprudentie volgt dat een redelijke wetsuitleg van artikel 532 Sv meebrengt dat bij de begroting van de in dit artikel bedoelde kosten dezelfde maatstaf gehanteerd moet worden als in civiele procedures, dat wil zeggen de maatstaf uit de artikelen 237 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat civiele kader geeft in dit geval geen grondslag voor het vergoeden van de gestelde proceskosten, nu de benadeelde partij niet in persoon procedeert maar met een advocaat. Volgens het civiele recht komen in dat geval de door de benadeelde partij zelf gemaakte reiskosten niet voor vergoeding in aanmerking.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte wel worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, maar deze kosten worden begroot op nihil. Tevens zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
8.2.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1], bijgestaan door haar advocaat mr. A. Koopsen, heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.642,03 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade (€ 6.642,03) en immateriële schade (€ 2.000,-) die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit de kosten voor slaapmedicatie voor zowel haarzelf als haar dochter ([slachtoffer 2]) die niet zijn gedekt door de ziektekostenverzekering van € 142,03 en gederfde inkomsten van € 4.500,-.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 142,03 (te weten de kosten voor slaapmedicatie) voldoende is onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komt. Wat betreft de kosten voor de eigen slaapmedicatie vloeit deze schade rechtstreeks voort uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Wat betreft de kosten voor de slaapmedicatie van de dochter van de benadeelde partij geeft artikel 51f lid 2 Sv juncto artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van deze verplaatste schade, in verband met de onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde feiten.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De verdachte heeft deze schadepost ook uitdrukkelijk erkend.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De behandeling en het onderzoeken van de juistheid van de gevorderde vergoeding van de gederfde inkomsten levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Deze vordering is op dit moment onvoldoende is onderbouwd.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.3.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2], vertegenwoordigd door haar moeder en bijgestaan door mr. A. Koopsen als advocaat heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade voldoende is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 55, 57, 139f (oud), 139h en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder
1, 2, 3 primair en 4ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT (8) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
VIER (4) MAANDEN nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat:
-
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Veroordeelde meldt zich bij GGZ reclassering Inforsa op een nader te bepalen adres, afhankelijk van de feitelijke verblijfplaats van veroordeelde. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door een nader te bepalen ambulante forensische ggz instelling in zijn huidige woonomgeving of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Onttrekt aan het verkeer:
(2) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1237494, zwart, merk: Samsung)
(3) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1237497, zwart, merk: Samsung)
(5) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1237496, zwart, merk: LG)
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
(1) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1238291, zwart, merk: Samsung)
(4) 1 STK Adapter (Omschrijving: Goednummer: 1237498)
(6) 1 STK Computer (Omschrijving: Goednummer: 1237495, zilverkleurig, merk: Apple)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.499,18, bestaande uit € 499,18 als vergoeding voor de materiële schade en € 2.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [naam 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.499,18, bij gebreke van betaling en verhaal waarvan
34 dagengijzeling kunnen worden toegepast, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.142,03, bestaande uit € 142,03 als vergoeding voor de materiële schade en € 2.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.142,03, bij gebreke van betaling en verhaal waarvan
31 dagengijzeling kunnen worden toegepast, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal waarvan
30 dagengijzeling kunnen worden toegepast, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mr. S. Jongeling en mr. A.H. de Regt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 september 2022.
Mr. De Regt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.