ECLI:NL:RBNHO:2022:798

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 18 _ 706
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerecht en antidumpingrechten bij invoer van zonnepanelen uit Maleisië

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen [eiseres] GmbH en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De zaak betreft de invoer van zonnepanelen, waarbij de oorsprong van de zonnepanelen ter discussie staat. Eiseres heeft in 2013 zonnepanelen ingevoerd uit Maleisië, maar de Nederlandse douane betwistte de oorsprong en stelde dat de zonnepanelen in feite uit China afkomstig waren. De rechtbank oordeelde dat de niet-preferentiële oorsprong van de zonnepanelen China is, en dat de douane niet heeft voldaan aan de bewijslast om aan te tonen dat de zonnepanelen uit Maleisië kwamen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de uitstaande belastingaanslag verminderd. Eiseres had ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar dit werd afgewezen. De rechtbank heeft de hoogte van de antidumpingrechten vastgesteld op 41,3% in plaats van 53,4%. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld en gelast dat het griffierecht aan eiseres wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/706

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 2 februari 2022 in de zaken tussen

[eiseres] GmbH, gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.H.H. Sijbers),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 17 oktober 2016 een uitnodiging tot betaling (utb) uitgereikt ten bedrage van € 405.088,12, bestaande uit € 401.386,44 aan antidumpingrechten en € 3.701,68 aan rente op achterstallen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de utb gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2021 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde mr. F.H.H. Sijbers en mr. B.F.M. de Koning. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [naam 1] en mr. [naam 2] .
De rechtbank heeft verweerder tijdens de zitting verzocht zijn mondelinge standpunt op schrift te stellen en het onderzoek ter zitting geschorst.
Verweerder heeft bij brief van 19 oktober 2021 aan het verzoek van de rechtbank voldaan. Eiseres heeft hier bij brief van 29 oktober 2021 op gereageerd en bij brief van 5 november 2021 bevestigd niet meer te repliceren.
De rechtbank heeft het onderzoek per brief van 5 november 2021 gesloten.
Van wat ter zitting is besproken is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Overwegingen

Feiten
1. Op 16, 17 en 18 oktober 2013 heeft [bedrijf 1] B.V. in naam en voor rekening van eiseres aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van in totaal 6.136 zonnepanelen van het model [model] (hierna: de zonnepanelen). Het gaat om douaneaangiften met aangiftenummers [NL#1] (aangiftedatum 16 oktober 2013; 2.912 zonnepanelen), [NL#2] (aangiftedatum 17 oktober 2013; 312 zonnepanelen) en [NL#3] (aangiftedatum 18 oktober 2013; 2.912 zonnepanelen).
2. Voor de zonnepanelen is in alle aangiften Maleisië opgegeven als land van niet-preferentiële oorsprong. Eiseres heeft (een) certifica(a)t(en) van oorsprong, Formulier A, overgelegd.
3. Eiseres heeft de zonnepanelen gekocht van [bedrijf 2] in Maleisië.
4. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding, l’Office européen de lutte antifraude (hierna: OLAF), heeft in de periode 18 tot en met 29 oktober 2014 een onderzoek uitgevoerd naar de niet-preferentiële oorsprong van zonnepanelen. Bij het onderzoek waren de volgende organisaties in Maleisië betrokken: Ministry of International Trade and Industry (MITI), Royal Malaysian Customs, Port Klang Authority, de douane van Maleisië en de havenautoriteiten van de Free Commercial Zone (hierna: FCZ) van Port Klang. In het OLAF-rapport van 31 mei 2015 is onder meer het volgende opgenomen:

“1. Purpose of the mission

(…)
In 2014, OLAF was informed by the Dutch customs authorities that anti-dumping and countervailing duties imposed on imports of solar panels originating in or consigned from China were suspected of being evaded via Malaysia. It was alleged that Chinese producers have set up or were using intermediary companies in Malaysia to re-pack solar panels, or simply to change the container and ship the products concerned to the EU. (…)
The Dutch customs authorities had identified two companies, [zwart gemarkeerd], (hereafter: [zwart gemarkeerd] and [zwart gemarkeerd] (hereafter: [zwart gemarkeerd] as being the Malaysian consignors of 76 consignments (in total 55 containers) of solar panels which were imported into the Netherlands from Malaysia. It was suspected that these were in fact originating in China. Because guarantee measures had been taken by the Dutch customs authorities of solar panels supplied by these two Malaysian consignors, the Dutch customs authorities requested OLAF to urgently conduct a mission to Malaysia in order to identify the real origin of the consignments concerned. (…)
(…)
3. Results
(…)
3.1.1
Information provided by the Port Klang Authority
The Port Klang Authority manages the FCZ [Free Commercial Zone] in Port Klang. All goods entering into or departing from the seaport in Port Klang physically move via the FCZ. Therefore, any transshipment of cargo also passes through this area. No origin-conferring manufacture or processing can thus take place in the FCZ and goods transshipped via the FCZ in Port Klang retain their origin. The goods entering the FCZ in Port Klang from overseas are recorded in the ZB1 register. The goods departing for overseas from the FCZ in Port Klang are recorded in the ZB2 [voetnoot in origineel: “Whereas goods are imported or exported directly from the Principal Customs Area of Malaysia are not to be recorded in the ZB1 and/or ZB2 registries. They are recorded in the K1 (import) and K2 (export)] register. If transshipped goods leave for overseas from the FCZ in Port Klang, the shipper is obliged to lodge a ZB2 declaration in which the number of the corresponding ZB1 declaration has to be specified. Consequently, if goods are registered in both the ZB1 (import) registry and subsequently in the ZB2 (export) registry, they were merely transshipped and retained their origin. (…) The correctness of these procedures was confirmed by the Malaysian authorities during an earlier joint EU mission in November 2013 (OLAF case OF/2013/0450). (…)
(…)
The mission team firstly tried to establish whether the selected consignments of solar panels imported into the EU were registered in the ZB1/ZB2 transshipment data of the FCZ in Port Klang. Upon request, on 21.10.2014 the Port Klang Authority provided extracts from the records of the FCZ in Port Klang concerning movements of goods classified under the tariff code 854140 for the period 01.06.2013 to 21.10.2014.
(…)
OLAF matched the ZB1 (import) data, i.e. the solar panels shipped from China to the FCZ in Port Klang with the ZB2 (export) data, i.e. the solar panels dispatched from the FCZ in Port Klang to the EU and other destinations, mainly Taiwan. The matching was done through the ZB1 reference number. The matching of consignments of solar panels from and to Taiwan was done because it was suspected that containers containing solar panels originating in China were transshipped via Malaysia to Taiwan and from there on to the EU or were double transshipped via Malaysia (as in OLAF case OF/2014/0331). This concerns both consignments shipped from China directly as well as consignments shipped from EU Member States to Malaysia with destination Taiwan as well as consignments shipped from Taiwan. From the matching exercise it appeared also that some consignments of Chinese solar panels declared in Malaysia destined for the British Virgin Islands has in fact been imported into the EU.
OLAF then combined and compiled all these extracts concerning consignments of solar panels into three lists (see annexes 05, 06 and 07). These lists will be forwarded to the Member States in electronic format (Excel spreadsheet).
The results of the matching between the EU master list and the ZB1/ZB2 data are mentioned under 3.2 Conclusions.
(…)
3.2
Conclusions
Based on the information and documents provided by the Malaysian authorities, it was established that
686containers loaded with solar panels as listed in annex 05 originate in or were consigned from China. This list contains the ZB1 and ZB2 data in relation to products under tariff heading 8541 exported to the EU for the period 01.06.2013 to 27.10.2014. These solar panels were shipped from China to the FCZ in Port Klang and, after reloading, were consigned to the EU. They were not subject to any processing or manufacturing activity in the FZC in Port Klang.

LIST OF ANNEXES

(…)
Annex 5 ZB1/ZB2 data exports to the EU
(…)”
5. Annex 5, waarnaar in het OLAF-rapport wordt verwezen, luidt, voor zover hier van belang, als volgt (ten dele geciteerd):
ZB1. REG NUM
(…)
ZB1 consignor
ZB1.ORIGIN
ZB1.
DESCRIPTION
ZB1. QUAN-TITY
(…)
DATE
IMP
(…)
ZB1. CONTAINER
[##1]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
4-9-2013
[C# 1]
[##1]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
4-9-2013
[C# 1]
[##1]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
4-9-2013
[C# 1]
[##1]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
4-9-2013
[C# 1]
[##1]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
4-9-2013
[C# 1]
[##1]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
4-9-2013
[C# 1]
[##2]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
3-9-2013
[C# 2]
[##2]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
3-9-2013
[C# 2]
[##2]
[bedrijf 3] GMBH
CN
SOLAR MODULE
4368
3-9-2013
[C# 2]
ZB2. REG NUM
(…)
ZB2 consignee
ZB2.ORIGIN
DESTINATION
ZB2.
DESCRIPTION
ZB1. QUAN-TITY
(…)
DATE
EXP
(…)
ZB2. CONTAINER
[##3]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
2912
9-sep-2013
[C# 3]
[##3]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
2912
9-sep-2013
[C# 4]
[##3]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
2912
9-sep-2013
[C# 5]
[##3]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
2912
9-sep-2013
[C# 6]
[##4]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
1456
9-sep-2013
[C# 7]
[##4]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
1456
9-sep-2013
[C# 8]
[##5]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
2912
9-sep-2013
[C# 9]
[##6]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
1456
9-sep-2013
[C# 10]
[##6]
[bedrijf 3] GMBH
CN
NL
SOLAR MODULE
1456
9-sep-2013
[C# 11]
6. Op de commercial invoice van 14 oktober 2013 worden dezelfde containernummers genoemd als in de tweede tabel van Annex 5 van het OLAF-rapport (ten dele geciteerd):
SHIPPER:
[bedrijf 2] (…)
TO:
[eiseres] GmbH
Transport details:
FROM PORT KLANG MALAYSIA TO ROTTERDAM (…) DATE Oct. 14, 2013
Marks and Numbers Quantity and Description of Goods
N/M SOLAR MODULE CIF ROTTERDAM
245 W 6136 PCS 1403320 W € 0.50 / W € 751,660.00
TOTAL 6136 PCS € 751,660.00
[C# 5]
728 PCS
1*40GP/28PLTS
[C# 4]
728 PCS
1*40GP/28PLTS
[C# 6]
728 PCS
1*40GP/28PLTS
[C# 3]
728 PCS
1*40GP/28PLTS
[C# 7]
728 PCS
1*40GP/28PLTS
[C# 8]
728 PCS
1*40GP/28PLTS
[C# 11]
728 PCS
1*40GP/28PLTS
[C# 10]
728 PCS
1*40GP/28PLTS
[C# 9]
312 PCS
12 PLTS
7. Na de zitting van 8 oktober 2021 heeft verweerder zijn mondelinge standpunt over de ZB1- en ZB2-registratie van de zonnepanelen en de invoer van de zonnepanelen in Nederland op schrift gesteld. Verweerders brief van 19 oktober 2021 luidt als volgt (ten dele geciteerd):
“Met de ZB1 registraties zijn er 2 invoeraangiften gedaan (eindigend op [##1] (op 04-09-2013) en [##2] (op 03-09-2013)). In totaal zijn er 8.736 panelen ingevoerd in Maleisië (2 keer 4.368 panelen) in de Free Trade Zone.
Met de ZB2 registraties zijn er 4 uitvoeraangiften gedaan (eindigend op [##3] , [##4] , [##5] en [##6] ). In Nederland zijn er 3 invoeraangiften gedaan:
De met de invoeraangifte NL eindigend op [NL#3] ingevoerde 2.912 zonnepanelen werden eerder uit Maleisië uitgevoerd met de ZB2 aangifte eindigend op [##3] (zie de eerste vier regels van de ZB2 aangiften) eveneens in totaal 2.912 zonnepanelen.
Van de met invoeraangifte NL eindigend op [NL#1] ingevoerde 2.912 zonnepanelen werden eerder uit Maleisië 1.456 zonnepanelen uitgevoerd met de ZB2 aangifte eindigend op [##4] (zie regels 5, 6) en eveneens 1.456 zonnepanelen met de ZB2 aangifte eindigend op [##6] (zie regels 8 en 9 van de ZB2 aangiften): totaal 2.912 zonnepanelen.
De met invoeraangifte NL eindigend op [NL#2] ingevoerde 312 zonnepanelen werden eerder uit Maleisië uitgevoerd met de ZB2 aangifte eindigend op [##5] (zie regel 7 van de ZB2 aangiften). Met deze ZB2 aangifte werden in totaal 2.912 zonnepanelen uit Maleisië verzonden, echter slechts 312 daarvan werden ten behoeve van [eiseres] GmbH in Nederland ingevoerd.
In totaal werden zodoende 6.136 panelen ten behoeve van [eiseres] GmbH in Nederland ingevoerd. Deze 6.136 panelen en de containernummers waarmee de zonnepanelen in Nederland werden ingevoerd staan ook op [de] commercial invoice. Die containernummers matchen weer met de containernummers zoals die vermeld staan in de ZB2 uitvoeraangiften uit Maleisië.
Het is van belang de aantallen in de kolom Quantity niet bij elkaar op te tellen. Immers, in een container van 40FT kunnen circa 728 panelen vervoerd worden. In deze zaak zijn er 9 containers ingevoerd.
NB: Met de ZB1 aangifte eindigend op [##2] werden in totaal 4.368 panelen vanuit China naar Maleisië vervoerd. Die ZB1 aangifte betreft derhalve in totaal 6 in Maleisië ingevoerde containers. Daarvan werden er echter slechts 3 containers gekoppeld aan uitvoer uit Maleisië en invoer in Nederland ten behoeve van [eiseres] GmbH. Daarom zijn van deze ZB1 aangifte maar 3 van de 6 regels opgenomen, te weten alleen die matchen met 2 containers van ZB2 aangifte eindigend op [##6] en 1 container met ZB2 aangifte eindigend op [##5] .”
8. Eiseres heeft in haar brief van 29 oktober 2021 als volgt op het standpunt van verweerder gereageerd:
“Belanghebbende blijft van oordeel dat de inspecteur daarmee niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast, zodat de correcties geen stand kunnen houden. Nog los van het feit dat de inspecteur in zijn nadere toelichting niet verwijst naar (de vindplaats van) de onderliggende documentatie kan belanghebbende de koppeling tussen de Maleisische uitvoeraangiften en de Nederlandse invoeraangiften niet maken.”
Geschil9. In geschil is of:
- de zonnepanelen de niet-preferentiële oorsprong Maleisië in plaats van China hebben;
- de voorwaarden van artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) zijn vervuld;
- het tarief, indien antidumpingrechten zijn verschuldigd, 41,3% in plaats van 53,4% bedraagt.
10. Eiseres betoogt dat verweerder niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. Zo verhoudt de werkwijze van verweerder zich niet met artikel 3:2 Awb, baseert verweerder zich slechts op een onderzoek van OLAF en komen de ZB1- en ZB2-gegevens niet met elkaar overeen.
Eiseres stelt voorts dat artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, CDW van toepassing is. Zij voert in dat kader onder meer aan dat de bevoegde autoriteiten door middel van een gewaarmerkt certificaat van oorsprong hebben verklaard dat de goederen als land van niet-preferentiële oorsprong Maleisië hebben.
Tot slot stelt eiseres dat, indien antidumpingrechten zijn verschuldigd, het antidumpingtarief 41,3% in plaats van 53,4% bedraagt. [bedrijf 4] . Ltd. heeft de zonnepanelen namelijk geproduceerd (zie bijlage 1 van Verordening (EU) nr. 1238/2013).
Eiseres concludeert primair tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de utb. Eiseres concludeert subsidiair in plaats van vernietiging tot vermindering van de utb.
11. Verweerder voert aan dat de niet-preferentiële oorsprong van de zonnepanelen China is. De zonnepanelen zijn volgens verweerder alleen overgeladen in Maleisië. Op 3 en 4 september 2013 zijn twee ZB1-aangiften gedaan. Het gaat om 8.736 zonnepanelen in 12 containers. Op 9 september 2013 heeft doorvoer plaatsgevonden naar de Europese Unie middels vier ZB2-aangiften. Daarvan werden bij invoer in de Europese Unie 6.136 zonnepanelen in drie aangiften aangegeven op naam en voor rekening van eiseres. Als de goederen uit Maleisië afkomstig zouden zijn, zouden zij in een K2-aangifte en niet in een ZB1- of ZB2-registratie zijn opgenomen. De 6.136 panelen en de nummers van de containers waarmee de zonnepanelen in Nederland werden ingevoerd staan ook op de na de zitting overgelegde commercial invoice van 14 oktober 2013. De containernummers op deze commercial invoice matchen weer met de containernummers zoals die vermeld staan in de ZB2-uitvoeraangiften uit Maleisië.
Verweerder voert voorts aan dat artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, CDW niet van toepassing is. Zo zijn Maleisische autoriteiten, betrokken bij de afgifte van Formulier A, niet bevoegd in de zin van artikel 220, tweede lid, letter B, CDW (zie het arrest van het Gerecht in eerste aanleg van 16 december 2010, T-191/09, ECLI:EU:T:2010:535).
Tot slot voert verweerder aan dat, hoewel niet in geschil is dat de zonnepanelen afkomstig zijn van [bedrijf 4] . Ltd., de verlaging van het tarief niet van toepassing is. Uitvoeringsverordening 1238/2013 is van kracht met ingang van de datum van publicatie van de Uitvoeringsverordening, zijnde 2 december 2013. Dit is na de aanvaardingsdatum van de onderhavige aangiften.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
12. Voor het overige wijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil

Niet-preferentiële oorsprong zonnepanelen

13. Eiseres heeft primair het standpunt ingenomen dat verweerder niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan en de in het vrije verkeer gebrachte zonnepanelen de niet-preferentiële oorsprong Maleisië hebben.
14. Aangezien verweerder wenst af te wijken van de aangiften rust op hem de bewijslast om aannemelijk te maken dat de zonnepanelen de niet-preferentiële oorsprong China hebben (vgl. Gerechtshof Amsterdam 22 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574).
15. Verweerder beroept zich onder meer op het OLAF-rapport. Het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door OLAF is dusdanig ingrijpend, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd is indien de daartegen door eiseres aangevoerde grieven dermate ernstig zijn, dat er geen geloofwaardigheid (meer) aan kan worden toegekend (zie in vergelijkbare zin ECLI:NL:RBNHO:2021:574).
16. Volgens eiseres kan niet uit het OLAF-rapport worden afgeleid dat het om de onderhavige zonnepanelen ging. De ZB1- en ZB2-gegevens zijn volgens eiseres niet aan elkaar te koppelen. Zo komt geen gezamenlijk referentienummer voor in de ZB1- en ZB2-gegevens. Daarnaast komen de aantallen en gewichten van ZB1 en ZB2 gegevens niet met elkaar overeen.
17. De rechtbank volgt eiseres niet. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de niet-preferentiële oorsprong van de onderhavige goederen China is en licht dat als volgt toe.
18. Uit het OLAF-rapport blijkt dat indien goederen in Maleisië zowel in ZB1 als in ZB2 zijn geregistreerd, geen bewerkingen aan de betreffende goederen kunnen hebben plaatsgevonden. In Annex 5 bij het rapport worden vervolgens de ZB1- en ZB2-nummers genoemd van de containers waarop het OLAF-rapport betrekking heeft.
19. Het betreft twee ZB1-invoeraangiften met nummer eindigend op [##1] gedaan op 4 september 2013 en met nummer eindigend op [##2] op 3 september 2013. Deze ZB1-invoeraangiften hebben ieder betrekking op 4.368 zonnepanelen van [bedrijf 3] GmbH uit China. Totaal zijn er dus 8.736 zonnepanelen van [bedrijf 3] GmbH vanuit China ingevoerd in de FCZ van Port Klang in Maleisië.
20. Vervolgens zijn er op 9 september 2013 vier ZB2-uitvoeraangiften in Maleisië met betrekking tot zonnepanelen van [bedrijf 3] GmbH uit China gedaan. De nummers daarvan eindigen op [##3] , [##4] , [##5] en [##6] met respectievelijk 2.912, 1.456, 2.912 en 1.456 zonnepanelen. Dit betreft totaal 8.736 stuks en dit aantal komt precies overeen met het aantal op de twee genoemde ZB1-invoeraangiften.
21. Gezien de data waarop de ZB1- en ZB2-aangiften zijn gedaan en het feit dat de aantallen en aard van de goederen alsmede de afzender (‘ZB1-consignee’) en geadresseerde (‘ZB2-consignor’) overeenkomen, gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder deze aangiften terecht aan elkaar heeft gelinkt.
22. Op 16, 17 en 18 oktober 2013 zijn in Nederland drie invoeraangiften ten behoeve van eiseres gedaan.
  • De invoeraangifte van 16 oktober 2013 met nummer eindigend op [NL#1] betreft 2.912 zonnepanelen. Dit komt overeen met de ZB2-uitvoeraangifte eindigend op de nummers [##4] en [##6] , ieder 1.456 zonnepanelen, dus totaal weer 2.912 zonnepanelen.
  • De invoeraangifte van 17 oktober 2013 met nummer eindigend op [NL#2] betreft 312 zonnepanelen. Deze kunnen worden gelinkt aan de ZB2-uitvoeraangifte met nummer eindigend op [##5] , die betrekking had op totaal 2.912 zonnepanelen. Van de 2.912 zonnepanelen die met de ZB2-aangifte met nummer eindigend op [##5] zijn ingevoerd in de EU waren er maar 312 bedoeld voor invoer en Nederland en eiseres.
  • De invoeraangifte van 18 oktober 2013 met nummer eindigend op [NL#3] betreft 2.912 zonnepanelen. Dit komt overeen met de ZB2-uitvoeraangifte met nummer eindigend op [##3] , eveneens totaal 2.912 zonnepanelen.
De drie invoeraangiften in Nederland kunnen worden gelinkt aan de vier hiervoor genoemde ZB2-uitvoeraangiften doordat de ZB2-containernummers overeenkomen met de gegevens die in de aangiften en de commercial invoice van 14 oktober 2013 worden genoemd.
23. Het voorgaande betekent dat uit het OLAF-rapport en in het bijzonder de daarbij behorende Annex 5 met het overzicht van de twee ZB1-invoeraangiften en vier ZB2-uitvoeraangiften, de drie invoeraangiften in Nederland en de commercial invoice van 14 oktober 2013 in onderling verband en samenhang beschouwd, kan worden afgeleid dat het om de onderhavige zonnepanelen gaat. Dat de naam van eiseres niet althans niet kenbaar in het OLAF-rapport wordt genoemd (er zijn delen in het rapport zwart gemaakt), doet hieraan niet af. Van een onzorgvuldig onderzoek is ook geen sprake. Hieruit volgt dat in Maleisië geen be- of verwerkingen hebben plaatsgevonden aan de zonnepanelen en de niet-preferentiële oorsprong van de zonnepanelen China is.

Afzien van navordering ingevolge artikel 220, lid 2, onder b, CDW

24. Eiseres doet een beroep op artikel 220, tweede lid , onder b, CDW en stelt dat zij zich op dat artikel kan beroepen omdat sprake is van een vergissing aan de zijde van de Maleisische douaneautoriteiten, eiseres die vergissing redelijkerwijs niet kon ontdekken en zij aan alle voorschriften inzake de douaneaangifte heeft voldaan.
25. Vanaf de inwerkingtreding van het DWU is het echter niet langer mogelijk een beroep te doen op artikel 220, lid 2, onder b, CDW. De utb is op 17 oktober 2016, na inwerkintreding van het DWU, opgelegd en eiseres kan dientengevolge in een separate procedure een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding doen (artikel 119 DWU).
Hoogte van antidumpingrecht: beroep van medewerkende onderneming op een tarief van 41,3% in plaats van 53,4%
26. Nu de rechtbank onder 23 heeft geoordeeld dat de niet-preferentiële oorsprong van de zonnepanelen China is en het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel zoals de rechtbank onder 25 heeft overwogen niet slaagt, is in tegenstelling tot de zaak met nr. 18/707, waarin vandaag eveneens uitspraak wordt gedaan, niet (meer) in geschil dat de onderhavige zonnepanelen door [bedrijf 4] . Ltd., gevestigd in China, zijn gefabriceerd. Tussen partijen is wel in geschil of het verlaagde tarief van de definitieve antidumpingverordening van toepassing is nu de zonnepanelen zijn ingevoerd vóór 2 december 2013 (datum inwerkingtreding definitieve antidumpingverordening).
27. Op 5 juni 2013 is een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafels), van oorsprong uit of verzonden uit China (Verordening (EU)) nr. 513/2013 van de Commissie van 4 juni 2013). Uit artikel 1 van deze verordening blijkt dat de in bijlage I vermelde ondernemingen, waartoe [bedrijf 4] . Ltd behoort, een tarief van 47,6% aan antidumpingrechten zijn verschuldigd. Alle overige ondernemingen, die in artikel 1 noch bijlage I bij de verordening worden genoemd, zijn een tarief van 67,9% aan antidumpingrechten verschuldigd.
28. Op 2 december 2013 heeft de Raad van de Europese Unie een definitief antidumpingrecht ingesteld (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013). Uit artikel 1 van deze verordening blijkt dat de in bijlage I vermelde ondernemingen, waartoe [bedrijf 4] . Ltd behoort, een tarief van 41,3% aan antidumpingrechten zijn verschuldigd. Alle overige ondernemingen, die in artikel 1 noch bijlage I bij de verordening worden genoemd, zijn een tarief van 53,4% aan antidumpingrechten verschuldigd.
29. De “antidumpingbasisverordening” (Verordening (EG) nr. 1225/2009), die inmiddels vervangen is door Verordening (EU) 2016/1036, luidt, voor zover relevant, als volgt:
“(19) Het is noodzakelijk te voorzien in de inning van voorlopige rechten met terugwerkende kracht, indien nodig, en de omstandigheden te bepalen die aanleiding geven tot de toepassing van rechten met terugwerkende kracht, teneinde de ondermijning van de definitief te nemen maatregelen te vermijden. Het is bovendien noodzakelijk te bepalen dat in geval van schending of intrekking van verbintenissen eveneens rechten met terugwerkende kracht kunnen worden toegepast.
(…)
Artikel 10 – Terugwerkende kracht
(…)
3. Is het definitieve antidumpingrecht hoger dan het voorlopige recht, dan wordt het verschil niet geïnd. Is het definitieve recht lager dan het voorlopig recht, dan wordt het recht opnieuw berekend. Is de definitieve vaststelling negatief, dan wordt het voorlopige recht niet bevestigd.”
30. De rechtbank leidt uit artikel 10 van de antidumpingbasisverordening af dat het tarief in de onderhavige zaak 41,3% bedraagt. Het voorlopige antidumpingrecht voor zonnepanelen die zijn gefabriceerd door [bedrijf 4] . Ltd. bedraagt immers 47,6% en het definitieve bedraagt 41,3%. Het recht dient overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de antidumpingbasisverordening daarom opnieuw te worden berekend. Eiseres krijg op dit punt dan ook gelijk.
Gelet op wat hiervoor overwogen is, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling voor het beroep op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de utb tot een bedrag van € 310.435,58 aan antidumpingrechten en € 2.682,91 aan rente op achterstallen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 338 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.P.M. van den Maagdenberg, voorzitter, en mr. drs. C.M. van Wechem en mr. M.P.E. Oomens , leden, in aanwezigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.