Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van een bewind. Verzoeker, die onder bewind is gesteld, heeft verzocht om opheffing van dit bewind, omdat hij meent dat hij zijn financiën zelfstandig kan beheren. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek, de verweren van de moeder van verzoeker en de bewindvoerder, en de reacties van verzoeker zelf. Verzoeker heeft zich tweemaal afgemeld voor de mondelinge behandeling, wat heeft geleid tot de beslissing om de zaak op stukken af te doen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker in 2013 onder curatele is gesteld, en dat deze curatele in 2020 is omgezet in bewind en mentorschap. De bewindvoerder en de moeder van verzoeker hebben in hun verweer aangegeven dat de gronden voor het bewind nog steeds bestaan. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat hij in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren. Er zijn grote zorgen geuit door de moeder, de zus en de mentor van verzoeker over de mogelijke financiële problemen die hij zonder bewind zou kunnen ondervinden.
Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. De kantonrechter heeft wel opgemerkt dat verzoeker samen met de bewindvoerder kan werken aan een zelfredzaamheidstraject, en dat een nieuw verzoek tot opheffing kan worden ingediend als blijkt dat verzoeker in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren. De beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens en in het openbaar uitgesproken op de datum van uitspraak.