ECLI:NL:RBNHO:2022:793

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
9428961 \ BM VERZ 21-1934 MK
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens onvoldoende zelfredzaamheid

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van een bewind. Verzoeker, die onder bewind is gesteld, heeft verzocht om opheffing van dit bewind, omdat hij meent dat hij zijn financiën zelfstandig kan beheren. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek, de verweren van de moeder van verzoeker en de bewindvoerder, en de reacties van verzoeker zelf. Verzoeker heeft zich tweemaal afgemeld voor de mondelinge behandeling, wat heeft geleid tot de beslissing om de zaak op stukken af te doen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker in 2013 onder curatele is gesteld, en dat deze curatele in 2020 is omgezet in bewind en mentorschap. De bewindvoerder en de moeder van verzoeker hebben in hun verweer aangegeven dat de gronden voor het bewind nog steeds bestaan. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat hij in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren. Er zijn grote zorgen geuit door de moeder, de zus en de mentor van verzoeker over de mogelijke financiële problemen die hij zonder bewind zou kunnen ondervinden.

Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. De kantonrechter heeft wel opgemerkt dat verzoeker samen met de bewindvoerder kan werken aan een zelfredzaamheidstraject, en dat een nieuw verzoek tot opheffing kan worden ingediend als blijkt dat verzoeker in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren. De beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens en in het openbaar uitgesproken op de datum van uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 9428961 \ BM VERZ 21-1934 MK
Uitspraakdatum: 2 februari 2022

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
Bureau Kwaaitaal B.V.,
gevestigd te Den Helder.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 6 september 2021;
  • het verweer van [xxx] ,moeder van verzoeker (hierna te noemen: de moeder), ter griffie ingekomen op 15 september 2021;
  • het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 20 september 2021;
  • de reactie van verzoeker, ter griffie ingekomen op 8 oktober 2021
  • de mail van verzoeker van 17 januari 2022.
Op 1 december 2021 en 18 januari 2022 stond de mondelinge behandeling van het verzoekschrift gepland. Verzoeker heeft zich tweemaal afgemeld voor de zitting, zonder overlegging van onderbouwende stukken. Gelet daarop heeft de kantonrechter, met instemming van verzoeker, besloten de zaak op stukken af te doen.

Beoordeling

Bij beschikking van de kantonrechter van 26 maart 2013 is verzoeker onder curatele gesteld.
Bij ij beschikking van 15 december 2020 is de curatele omgezet in bewind en mentorschap.
Het verzoek strekt tot opheffing van het bewind dat is ingesteld over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren.
Verzoeker wil graag dat het bewind wordt opgeheven, omdat hij zijn financiën weer zelfstandig wil beheren. De afgelopen jaren heeft hij van zijn fouten geleerd, waardoor hij er nu klaar voor is om de financiën zelf te gaan doen. Het bewind was noodzakelijk voor de afwikkeling van de nalatenschap van zijn opa. Nu dit is afgewikkeld is de noodzaak van het bewind volgens verzoeker vervallen.
De bewindvoerder en de moederstaan niet achter het verzoek. De bewindvoerder geeft aan dat verzoeker alles in eigen beheer wil hebben, zodat hij kan uitgeven wat hij wil. Het bewind is noodzakelijk, zodat verzoeker niet al het geld opmaakt. De moeder geeft hierbij nog aan dat er voorkomen moet worden dat verzoeker schulden gaat maken en zijn financiële verplichtingen niet meer kan nakomen.
Bij een verzoek tot opheffing van het bewind dient de kantonrechter te beoordelen of de grondslag van het bewind nog bestaat.
De kantonrechter zal het verzoek afwijzen nu de bewindvoerder en de moeder in hun verweer aannemelijk hebben gemaakt dat de gronden van het bewind nog altijd bestaan en verzoeker dit onvoldoende heeft weerlegd. Uit de overgelegde stukken is immers niet gebleken dat verzoeker in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren of dat hij de afgelopen tijd heeft toegewerkt naar meer zelfredzaamheid. Er bestaan ook grote zorgen bij de zus en de mentor van verzoeker dat hij zonder bewind in de problemen zal komen.
Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter het verzoek af.
Ten overvloede merkt de kantonrechter het volgende op.
In zijn mail van 17 januari 2022 geeft verzoeker aan dat hij samen met de bewindvoerder wil toewerken naar zelfredzaamheid. Vanzelfsprekend kan betrokkene samen met de bewindvoerder een zelfredzaamheidstraject inzetten. Wanneer de bewindvoerder samen met verzoeker tot de conclusie komt dat verzoeker in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren, kan door hen samen een verzoek tot opheffing van het bewind worden ingediend.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter