ECLI:NL:RBNHO:2022:7900

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
9707090 \ WM VERZ 22-119
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake onnodig geluid veroorzaken met een motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op 15 april 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 5 april 2022, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De officier van justitie verzocht de kantonrechter om het boetebedrag te verlagen in verband met nieuwe boetebedragen die per 1 maart 2022 waren vastgesteld.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, namelijk het veroorzaken van onnodig geluid, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De betrokkene voerde aan dat hij een andere route had gereden en dat de verbalisant onvoldoende had omschreven waarom het geluid als onnodig werd beschouwd. De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder.

De kantonrechter besloot de boete te matigen tot € 250,00, in overeenstemming met de nieuwe boetebedragen, en kende een proceskostenvergoeding toe aan de betrokkene. De uitspraak benadrukte dat voor de vaststelling van onnodig geluid niet alleen het geluidsniveau relevant is, maar ook het gedrag van de bestuurder, zoals het onnodig hoog toeren van de motor. De beslissing van de officier van justitie werd gedeeltelijk gewijzigd, en de proceskosten werden vastgesteld op € 392,63, die door de Staat der Nederlanden moesten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9707090 \ WM VERZ 22-119
CJIB-nummer : 241016510
Uitspraakdatum : 15 april 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven. Daarbij heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie de kantonrechter verzocht om het boetebedrag ambtshalve te verlagen i.v.m. de nieuwe vastgestelde boetebedragen per 1 maart 2022 en daarbij een proceskostenvergoeding toe te wijzen met wegingsfactor 0,25, zodat het beroep gedeeltelijk gegrond is.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfiets onnodig geluid veroorzaken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat betrokkene een andere route heeft gereden en niet op de Dr.Martin Luther Kingstraat heeft gereden. Daarnaast stelt betrokkene dat de verbalisant onvoldoende heeft omschreven waarom het geluid van het voertuig van betrokkene geluid maakte dat boven het normale geaccepteerde geluid uit kwam. Gemachtigde stelt ook dat betrokkene had moeten worden staande gehouden.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“(…) Ik zag daar een zwarte sportauto staan met een bestuurder erin. Ik zag dat hij bij twee jongens van circa 10 jaar stond. Ik hoorde dat hij veel gas gaf, waardoor zijn uitlaat veel lawaai maakte. Toen ik naar de auto liep om de man aan te spreken, reed hij weg. Hierdoor heb ik geen staandehouding kunnen doen. Ik zag dat hij vanaf de Dr. Martin Luther Kingstraat rechtsaf het Zuideinde op reed, in de richting van het Dorpsstraat. Ik hoorde hoe hij over de Dorpsstraat en Noordeinde reed, omdat ik zijn uitlaat nog hoorde., Ik hoorde, aan de afstand, dat hij op het Noordeinde nog extra gas gaf (…)”.
Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens de toelichting in het zaakoverzicht te voet was en betrokkene van hem weg reed met zijn auto. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter stelt daarnaast voorop dat voor de vaststelling van ‘onnodig geluid’ niet relevant is of het maximale geluidsniveau, zoals dat bij de typegoedkeuring is vastgesteld, al dan niet wordt overschreden. Het gaat erom dat er, op het gehoor, onnodig geluid wordt veroorzaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de motor op een onnodig hoog toerental wordt gebracht, met piepende banden wordt geremd of wijzigingen worden aangebracht aan (goedgekeurde) onderdelen. Van onnodig geluid kan echter niet worden gesproken wanneer enkel (normaal) wordt gereden met een voertuig met een goedgekeurd uitlaatsysteem waaraan geen wijzigingen zijn aangebracht.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft geconstateerd dat de bestuurder van het voertuig onnodig geluid heeft veroorzaakt door veel gas te geven. Reeds om die reden staat vast dat de gedraging is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter stelt vast dat de boete voor de gedraging waar het hier om gaat – het onnodig geluid veroorzaken – met ingang van 1 maart 2022 is verlaagd tot € 250,00. Een verandering in de hoogte van de boete na het begaan van de gedraging moet naar het oordeel van de kantonrechter op basis van vaste rechtspraak met onmiddellijke ingang worden toegepast, omdat die verandering ten gunste van betrokkene werkt. De beslissing van de officier van justitie zal daarom worden gewijzigd, in zoverre dat het bedrag van de boete zal worden vastgesteld op € 250,00, te vermeerderen met de administratiekosten. Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 392,63. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 202,88 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,25, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 189,75 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,25, waarde per punt € 759,00). Gelet op de ambtshalve wijziging past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe.
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 250,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 392,63 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: