ECLI:NL:RBNHO:2022:7898

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
9707041 \ WM VERZ 22-114
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor gebruik autoweg met bromfiets zonder geldige bebording

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het gebruik van een autoweg met een bromfiets, terwijl de wet voorschrijft dat dit alleen is toegestaan voor motorvoertuigen die sneller kunnen of mogen rijden dan 50 km/h. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 5 april 2022 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. Deze vertegenwoordiger heeft verklaard dat hij geen G3-bord had kunnen vinden op Google Maps, wat leidde tot twijfels over de juistheid van de opgelegde boete. De kantonrechter heeft overwogen dat de aanwezigheid van de bebording niet met zekerheid kon worden vastgesteld, vooral gezien de ontkenning van betrokkene dat er een bord (J16) was geplaatst.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de aanwezigheid van de bebording en dat betrokkene het voordeel van de twijfel moet krijgen. Aangezien de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zijn vernietigd. Tevens is een proceskostenvergoeding toegewezen aan betrokkene, vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.164,75, waarbij rekening is gehouden met de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9707041 \ WM VERZ 22-114
CJIB-nummer : 240046257
Uitspraakdatum : 15 april 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. B. de Jong, Adviesbureau Skandara te Gouda.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld naar aanleiding van het beroepschrift van de gemachtigde meermaals Googlemaps te hebben bekeken en daarop geen G3-bord te hebben gevonden en daarom te twijfelen aan de juistheid van de opgelegde boete.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: autoweg gebruiken anders dan met motorvoertuig dat sneller kan/mag dan 50 km/h.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Wij verbalisanten zagen dat het voertuig reed over de Thorbeckeweg in de richting naar Zaandam toe. Wij verbalisanten zagen dat het voertuig een bromfiets betrof met een gele plaat. Wij zagen dat het kenteken geen motorfiets betrof, maar een bromfiets. Wij, verbalisanten, reden met ons opvallende dienstvoertuig achter het voertuig aan. Wij reden op de linker rijstrook op een afstand van 200 meter achter het voertuig. Wij hadden een snelheid van 80 kilometer per uur en bleven op dezelfde afstand rijden. (…) Wij hadden het voertuig en betrokkene (plus passagier) staande op de Pieter Ghijsenlaan te Zaandam. (…) Verklaring betrokkene: Ik weet de weg niet. Ik moet naar Wormerveer. Ik had navigatie aangezet en daarop ingesteld om snelwegen te vermijden.“
Betrokkene betwist de overtreding, omdat volgens betrokkene niet is gebleken dat ten tijde van de gedraging een bord (G3, autoweg) was geplaatst.
De kantonrechter overweegt dat uit rechtspraak volgt dat in geval van een mobiele controle, zoals hier aan de orde, het uitgangspunt is dat de verbalisant die ter plaatste aanwezig is, voorafgaand aan de controle de bebording heeft gecontroleerd (zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2020, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL: GHARL:2020:1803).
De ontkenning door betrokkene dat er een bord (J16) was geplaatst en het ter zitting ingenomen standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie, maken echter dat er twijfel is ontstaan over de aanwezigheid van de bebording. Naar het oordeel van de kantonrechter kan daarom niet met zekerheid worden vastgesteld dat de gedraging is begaan. De kantonrechter acht het in deze fase van de procedure niet aangewezen om de officier van justitie alsnog te verzoeken om een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant in het geding te brengen. Betrokkene krijgt het voordeel van de twijfel.
Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.164,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 379,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 785,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: