ECLI:NL:RBNHO:2022:7897

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
9707036 \ WM VERZ 22-113
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens snelheidsovertreding binnen bebouwde kom met betwisting van verkeersborden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens een snelheidsovertreding binnen de bebouwde kom. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 5 april 2022, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de overgelegde schouwrapportage en fotoafdrukken van Google Maps, waaruit bleek dat de verkeersborden op de juiste wijze waren geplaatst en aanwezig waren ten tijde van de gedraging.

De kantonrechter overwoog dat de betrokkene niet voldoende had aangetoond dat de bebording ontbrak en dat de gegevens van de officier van justitie voldoende waren om de gedraging vast te stellen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskosten af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9707036 \ WM VERZ 22-113
CJIB-nummer : 240331134
Uitspraakdatum : 15 april 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. I.N.D.J Rissema, Bezwaartegenverkeersboetes.nl te Dordrecht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 6 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde van betrokkene betwist dat ter plaatse deugdelijke bebording was geplaatst.
Volgens vaste rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaren kan in gevallen waarbij de gedraging op geautomatiseerde wijze is vastgesteld door apparatuur die in een vaste flitspaal is gemonteerd, zoals in dit geval, een betwisting van de bebording slechts worden weerlegd aan de hand van (nadere) informatie, zoals een proces-verbaal of schouwrapport.
Bij de bebouwde kom en bij een parkeerverbodszone of een parkeerschijfzone worden de grenzen daarvan door middel van meerdere verkeersborden aangegeven. Iedere voor motorvoertuigen openstaande toegangsweg waarlangs de bebouwde kom of zone kan worden bereikt, moet van (respectievelijk) een bord H1 (bebouwde kom), bord E1 (parkeerverbodszone) of van een bord E10 (parkeerschijfzone) zijn voorzien. Het kan daarbij gaan om een aanzienlijk aantal verkeersborden. Om te kunnen vaststellen dat de gedraging, waarvoor de vaststelling dat deze heeft plaats gehad in de bebouwde kom of in de desbetreffende zone van belang is, is verricht, is niet noodzakelijk dat de aanwezigheid van alle borden wordt vastgesteld. Voldoende is dat de toegangsweg waarlangs de bestuurder van het voertuig de zone is ingereden, van een deugdelijk bord is voorzien. Dit uitgangspunt brengt mee dat een betrokkene die stelt dat deugdelijke bebording ontbrak, moet aangeven welke route de bestuurder heeft afgelegd om zijn bestemming te bereiken. Vervolgens zal uit (nadere) stukken moeten blijken dat op de gevolgde toegangsweg:
( a) op enig moment vóór de vermeende gedraging een bord is geplaatst;
( b) op enig moment ná de vermeende gedraging dat bord nog aanwezig was en
( c) na verificatie van daarvoor beschikbare bronnen is gebleken dat dit bord in de tussentijd niet is verwijderd of vervangen.
In dit geval wordt betrokkene verweten dat met zijn voertuig is gehandeld in strijd met artikel 20, aanhef en onder a, van het Rvv dat bepaalt dat binnen de bebouwde kom (aangegeven met bord H1) de maximumsnelheid 50 km/h bedraagt. Gelet op de betwisting door betrokkene moet voldoende vast komen te staan dat de toegangsweg waarlangs het voertuig van betrokkene de bebouwde kom is ingereden, van een deugdelijk bord is voorzien.
Betrokkene heeft in administratief beroep de door hem gevolgde route geduid.
Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een proces-verbaal van schouw van 15 juli 2021 overgelegd met daarbij een schouwrapportage waarin onder meer staat dat de betrokken verbalisant tijdens een schouw op 9 maart 2021 en 14 april 2021 geen bijzonderheden heeft geconstateerd. Tevens heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie fotoafdrukken van Googlemaps overgelegd van september 2020, maart 2021 en augustus 2021 met daarop zichtbaar de betreffende H1-bebording (gehecht aan deze uitspraak).
De door de officier van justitie overgelegde gegevens zijn naar het oordeel van de kantonrechter voldoende om te kunnen vaststellen dat de gedraging is begaan. Daaraan doet niet af dat er ten aanzien van de periode voorafgaand aan de gedraging maar één fotoafdruk van Googlemaps is, van ongeveer 6 maanden vóór de gedraging. De gegevens zijn in combinatie en in onderling verband in ieder geval toereikend.
De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: