ECLI:NL:RBNHO:2022:7896

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
9707027 \ WM VERZ 22-112
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een boete voor parkeren bij blauwe streep zonder voldoende zichtbare parkeerschijf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren van een motorvoertuig bij een blauwe streep zonder een duidelijk geplaatste parkeerschijf. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 5 april 2022 heeft betrokkene aangevoerd dat hij in het bezit is van een parkeervergunning voor de blauwe zone, maar dat deze niet voldoende zichtbaar was in het voertuig. Betrokkene heeft foto’s overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de kantonrechter oordeelde dat de vergunning niet zichtbaar was op het moment van de controle door de verbalisant.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met het feit dat betrokkene wel over een parkeervergunning beschikt, maar deze niet zichtbaar had geplaatst. Daarom heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 30,00. De uitspraak houdt in dat het beroep gedeeltelijk gegrond is verklaard en de beslissing van de officier van justitie is gewijzigd.

De kantonrechter heeft bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan hem terugbetaalt. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt. De procedure in hoger beroep is in beginsel schriftelijk, tenzij anders verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9707027 \ WM VERZ 22-112
CJIB-nummer : 238649489
Uitspraakdatum : 15 april 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij blauwe streep terwijl niet is voorzien van een duidelijke geplaatste parkeerschijf.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt in het bezit te zijn van een parkeervergunning blauwe zone. Betrokkene voert aan dat deze vergunning duidelijk zichtbaar is aangebracht en verwijst hiertoe naar de meegezonden foto. Betrokkene vermoedt dat de verbalisant niet goed heeft gekeken.
Ter zitting stelt betrokkene dat hij al zo’n 15 tot 20 jaar deze parkeerkaart heeft en deze bij verschillende voertuigen zichtbaar achter de achterste linker zijruit is geplakt. Daarnaast stelt betrokkene dat op de door de verbalisant gemaakte foto überhaupt niet is te zien of er iets achter een ruit zit.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het beroepschrift van betrokkene een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…Betrokkene geeft aan te beschikken over een parkeervergunning, deze was niet zichtbaar tijdens het uitschrijven van de aankondiging van beschikking. Betrokkene kan best over de vergunning beschikken, maar moet dan volgens de voorwaarden van de vergunning. De vergunning wel zichtbaar in het voertuig aanwezig hebben. De foto van betrokkene als bewijs geeft voor mij geen locatie waar de vergunning ten tijde van het uitschrijven van de aankondiging van beschikking had moeten zitten. Op de foto’s bij het brondocument is deze niet zichtbaar. (…) Daarnaast zou betrokkene beschikken over een vergunning maar ook deze was niet aanwezig in het voertuig…”.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene wel over een parkeervergunning beschikt maar had verzuimd deze -voldoende- zichtbaar in het voertuig te plaatsen. De boete zal worden gematigd tot € 30,00.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 30,00 (met handhaving van de administratiekosten)] [of] [tot nihil];
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: