ECLI:NL:RBNHO:2022:7892

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
9693097 \ WM VERZ 22-89
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens negeren inhaalverbod

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een inhaalverbod. Betrokkene had een boete ontvangen en had hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het negeren van bord F 1/40, dat een inhaalverbod aangeeft. Betrokkene voerde aan dat hij rechtmatig had ingehaald, omdat de doorgetrokken streep na de rotonde overging in een onderbroken streep en het bord pas zichtbaar was na het inhalen van een vrachtwagen. De verbalisant had echter verklaard dat betrokkene de overtreding pleegde met als doel een vrachtauto in te halen en dat het bord duidelijk zichtbaar was.

De kantonrechter oordeelde dat uit de stukken in het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bleek dat de overtreding was gepleegd. Betrokkene had onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat betrokkene kennis had moeten nemen van de situatie en de bebording voordat hij besloot de vrachtwagen in te halen. De boete was terecht opgelegd en er waren geen redenen om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9693097 \ WM VERZ 22-89
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 5 april 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: negeren inhaalverbod: bord F 1/40.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene stelt dat de doorgetrokken streep na de rotonde na ongeveer 100 tot 120 meter overgaat in een onderbroken streep. Op dat moment heeft betrokkene een vrachtwagen ingehaald en daarna kon hij het bord pas zien. Doordat hij heeft gewacht met inhalen tot na de doorgetrokken streep en doordat het bord F1 pas ongeveer 50 meter na de onderbroken streep staat, is betrokkene van mening dat hij rechtmatig heeft ingehaald.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik, verbalisant, zag dat de betrokkene terplaatse de overtreding pleegde met als doel een vrachtauto in te halen. Ik zag dat betrokkene daarbij het bord negeerde. Het bord was duidelijk zichtbaar en voorzien van een onderbord met de tekst inhalen en dan een afbeelding van een tractor gevolgd door de tekst toegestaan. (…) Ter hoogte van hectometerpaal 12.8…”.
Ter zitting toont de vertegenwoordiger van de officier van justitie een afbeelding van Goolemaps ter plaats waaruit blijkt dat de doorgetrokken streep zeer kort na de bebording eindigt en de bebording links en rechts van de weg staat.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De kantonrechter overweegt dat betrokkene kennis had moeten en kunnen nemen van de situatie en de bebording, voordat hij er voor koos om de vrachtwagen in te halen. Dat betrokkene door het inhalen van de vrachtwagen de bebording heeft gemist, dient dan ook voor zijn rekening en risico te komen. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: