Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- het proces-verbaal van verhoor van de aangever [slachtoffer 2] van 27 januari 2022 (dossierpagina’s 44 t/m 48);
- het proces-verbaal van aangifte van de aangever [slachtoffer 1] van 23 januari 2022 (dossierpagina’s 49 t/m 54);
- het proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2022 (dossierpagina’s 115 t/m 132).
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal forensisch onderzoek [adres] van 23 januari 2022 (dossierpagina’s 184-186);
- het proces-verbaal indicatief onderzoek gas/alarmvuurwapen met patroonmagazijn en munitie van 24 januari 2022 (dossierpagina’s 193 t/m 197);
- het proces-verbaal aanvullend onderzoek vuurwapen van 14 maart 2022 (dossierpagina’s 201 en 202).
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- het proces-verbaal van verhoor van de aangever [slachtoffer 2] van 27 januari 2022 (dossierpagina’s 44 t/m 48).
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] van 22 januari 2022 (dossierpagina’s 33 t/m 37);
- het proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2022 (dossierpagina’s 77 t/m 82).
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] van 22 januari 2022 (dossierpagina’s 33 t/m 37);
- het proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2022 (dossierpagina’s 139 t/m 144, inclusief de aan dit proces-verbaal toegevoegde bijlagen 2 en 3).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
- t.a.v. feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- t.a.v. feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- t.a.v. feiten 3 en 4: telkens, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en onbruikbaar maken;
- t.a.v. feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
- Meldplicht bij reclassering;
- Ambulante behandeling;
- Contactverbod met de slachtoffers.
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
- artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
8.Beslissing
223[
tweehonderd drieëntwintig] dagen. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
100 [honderd] dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het [adres] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door een forensisch FACT team of een ambulante forensische instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] , [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] en [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op de naleving van dit contactverbod.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.