ECLI:NL:RBNHO:2022:7882

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
15/019158-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bekennende verdachte voor bedreiging, vernieling en wapenbezit met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 2 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bekennende verdachte, geboren in 1983, die zich schuldig heeft gemaakt aan vijf strafbare feiten, waaronder bedreiging met een wapen, vernieling en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De feiten vonden plaats in Beverwijk in januari 2022. De verdachte heeft op 22 januari 2022 een gas-alarmvuurwapen op twee slachtoffers gericht en op hen geschoten, wat hen in ernstige vrees heeft gebracht. Daarnaast heeft hij eigendommen van de slachtoffers vernield en hen bedreigd via chatberichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, als gevolg van een manische episode. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 223 dagen geëist, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen, maar heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 223 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/019158-22 (P)
Uitspraakdatum: 2 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juli 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Huibers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. A.T. Leigh, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te Beverwijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een gas-alarmvuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te richten en/of
- ( meermaals) op korte afstand in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te schieten en/of
- met getrokken wapen achter die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] aan te rennen;
Feit 2
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te Beverwijk een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas-alarmvuurwapen (kaliber 9mm PAK), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of een of meer stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven (7), althans een of meer, scherpe knalpatronen van het kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
Feit 3
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te Beverwijk opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en/of een raam en/of een camera en/of een Makita zaag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 4
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Beverwijk opzettelijk en wederrechtelijk eigendommen (waaronder een fotolijstje en/of kleding en/of een tafel), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 5
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te Beverwijk [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meerdere, althans een, (chat)bericht(en) te sturen aan die [slachtoffer 3] met daarin de bedreigende teksten: "Ze gaan jullie vinden in een vat" en/of "Jullie gaan er allebei aan" en/of "Ik sla je verrot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft alle feiten bekend, met uitzondering van de vernieling van de tafel in het onder 4 ten laste gelegde feit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
Ten aanzien van feit 1
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van verhoor van de aangever [slachtoffer 2] van 27 januari 2022 (dossierpagina’s 44 t/m 48);
  • het proces-verbaal van aangifte van de aangever [slachtoffer 1] van 23 januari 2022 (dossierpagina’s 49 t/m 54);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2022 (dossierpagina’s 115 t/m 132).
Ten aanzien van feit 2
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • een proces-verbaal forensisch onderzoek [adres] van 23 januari 2022 (dossierpagina’s 184-186);
  • het proces-verbaal indicatief onderzoek gas/alarmvuurwapen met patroonmagazijn en munitie van 24 januari 2022 (dossierpagina’s 193 t/m 197);
  • het proces-verbaal aanvullend onderzoek vuurwapen van 14 maart 2022 (dossierpagina’s 201 en 202).
Ten aanzien van feit 3
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van verhoor van de aangever [slachtoffer 2] van 27 januari 2022 (dossierpagina’s 44 t/m 48).
Ten aanzien van feit 4
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] van 22 januari 2022 (dossierpagina’s 33 t/m 37);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2022 (dossierpagina’s 77 t/m 82).
De rechtbank komt gelet op de inhoud van de laatste twee bewijsmiddelen ook tot een bewezenverklaring van de vernieling van de tafel.
Ten aanzien van feit 5
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] van 22 januari 2022 (dossierpagina’s 33 t/m 37);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2022 (dossierpagina’s 139 t/m 144, inclusief de aan dit proces-verbaal toegevoegde bijlagen 2 en 3).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 22 januari 2022 te Beverwijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- een gas-alarmvuurwapen op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te richten en
- ( meermaals) op korte afstand in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te schieten en
- met getrokken wapen achter die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] aan te rennen;
Feit 2
hij op 22 januari 2022 te Beverwijk een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas-alarmvuurwapen (kaliber 9mm PAK), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en meer stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven (7) scherpe knalpatronen van het kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
Feit 3
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te Beverwijk opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en een raam en een camera en een Makita zaag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorden heeft vernield;
Feit 4
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Beverwijk opzettelijk en wederrechtelijk eigendommen (waaronder een fotolijstje en kleding en een tafel), die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft vernield, en onbruikbaar gemaakt;
Feit 5
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te Beverwijk [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door meerdere, (chat)berichten te sturen aan die [slachtoffer 3] met daarin de bedreigende teksten: "Ze gaan jullie vinden in een vat" en "Jullie gaan er allebei aan" en "Ik sla je verrot".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
  • t.a.v. feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
  • t.a.v. feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
  • t.a.v. feiten 3 en 4: telkens, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en onbruikbaar maken;
  • t.a.v. feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderd drieëntwintig dagen met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan honderd dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in de schorsingsbeslissing, met uitzondering van de voorwaarde dat hij moet verblijven op [adres] (hierna te noemen: het verblijfsvoorschrift).
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank een voorwaardelijke straf op te leggen met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarbij vraagt de raadsman rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte waarschijnlijk op korte termijn moet worden overgeleverd aan Polen om daar nog een gevangenisstraf van vijf maanden uit te zitten. Om deze reden verzoekt de raadsman de rechtbank de voorwaarden niet aan een gevangenisstraf, maar aan een taakstraf te koppelen van 150 uren. Tevens verzoekt de raadsman het verblijfsvoorschrift te laten vervallen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door op de openbare weg een gas-alarmvuurwapen op hen te richten, achter hen aan te gaan en meermalen op korte afstand het vuur te openen. De verdachte heeft naar eigen zeggen alleen op hen geschoten om de slachtoffers af te schrikken, omdat hij wist dat het geen echt wapen betrof. In zijn algemeenheid geldt dat het dragen van wapens de nodige gevaren met zich brengt en voor gevoelens van onrust en onveiligheid zorgt in de maatschappij. Het alarmpistool is op afstand niet van echt te onderscheiden. De omstandigheid dat de verdachte het wapen ook daadwerkelijk heeft gebruikt in het openbaar, terwijl meerdere omstanders aanwezig waren, draagt in aanzienlijke mate bij aan de strafwaardigheid van het bewezenverklaarde.
Verder heeft de verdachte eigendommen van de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vernield en onbruikbaar gemaakt. Hiermee heeft de verdachte deze slachtoffers overlast bezorgd en schade berokkend. Voorts heeft de verdachte [slachtoffer 3] bedreigd door verschillende dreigende chatberichten te sturen. Uit de verklaring van [slachtoffer 3] bij de politie blijkt dat zij door het handelen van de verdachte angstgevoelens ondervond en dat zij vreesde voor haar leven.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder terzake soortgelijke feiten is veroordeeld. Het is wegens het uitblijven van een vertaling van het Poolse strafblad van de verdachte niet duidelijk geworden voor welke feiten hij in Polen is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch rapport gedateerd 5 april 2022, opgemaakt door drs. M.L. de Groot, waarin – samengevat – onder meer wordt geconcludeerd dat er ten tijde van de feiten 1, 3, en 4 en ook ten tijde van het onderzoek sprake was van een manische episode. Door de psycholoog wordt geadviseerd om de verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 3 en 4, indien bewezen, (sterk) verminderd toe te rekenen, omdat de verdachte door de stemmingsstoornis onvoldoende in staat was om zijn emoties (met name boosheid) te reguleren, hij door de denkstoornissen de vermeende ontrouw van [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) nauwelijks kon loslaten en het hem tevens moeite kostte om gebeurtenissen op objectieve wijze te interpreteren. Door de manische ontremming van zijn gedrag was hij onvoldoende in staat om zijn gedrag te sturen en te remmen.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt het advies van de deskundige over om het bewezenverklaarde onder feiten 1, 3 en 4 (sterk) verminderd toe te rekenen aan de verdachte. De rechtbank zal het onder feit 5 bewezenverklaarde feit eveneens (sterk) verminderd toerekenen aan de verdachte. Dit feit is niet meegenomen in het psychologisch onderzoek, maar is gepleegd rond dezelfde periode als feiten 1, 3 en 4 zodat de rechtbank – mede gelet op de overige inhoud van het rapport – ervan uitgaat dat de verdachte zich in dezelfde manische episode bevond. Ten aanzien van het tweede feit heeft de psycholoog gerapporteerd dat de toerekenbaarheid niet kan worden vastgesteld nu onduidelijk is of de verdachte manisch was ten tijde van de aanschaf van het vuurwapen. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier evenmin volgt wanneer de verdachte het wapen heeft aangeschaft, zodat zij dit feit geheel zal toerekenen aan de verdachte.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voortgangsrapport gedateerd 15 juli 2022 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland en op de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 16 mei 2022 en 13 april 2022 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
De reclassering schat het recidivegevaar in als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering;
  • Ambulante behandeling;
  • Contactverbod met de slachtoffers.
De verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een taakstraf zoals verzocht door de raadsman acht de rechtbank niet passend, met name vanwege de ernst van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal wel bepalen dat een gedeelte van de vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
  • artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
223[
tweehonderd drieëntwintig] dagen. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
100 [honderd] dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het [adres] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door een forensisch FACT team of een ambulante forensische instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] , [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] en [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op de naleving van dit contactverbod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.J. Richters, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.S. Jansen en mr. H.S. Singeling,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2022.
mr. Van Beek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.