In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1965 en thans gedetineerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. J.A. Huibers, in behandeling genomen. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met twee feiten die betrekking hebben op de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld en het verweer van de raadsman verworpen, waarbij werd gesteld dat de dagvaarding nietig was. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding op juiste wijze was betekend en dat de verdachte op de hoogte was van de tenlastelegging. Ook het verweer van de raadsman dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen onherstelbare vormverzuimen waren die de ontvankelijkheid van het OM in de weg stonden.
De rechtbank heeft vervolgens de bewijsvoering beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne op twee verschillende data, waarbij de rechtbank op basis van de verklaringen van medeverdachten en WhatsApp-communicatie tot de conclusie kwam dat de verdachte betrokken was bij de invoer van de drugs. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank heeft de strafeis van het OM, die een hogere gevangenisstraf vorderde, niet gevolgd en heeft de straf gematigd.