ECLI:NL:RBNHO:2022:7868

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
9461449
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande declaraties door advocaat in echtscheidingsprocedure

In deze zaak vordert de eiser, een advocaat, betaling van openstaande declaraties van zijn voormalige cliënt, de gedaagde, voor werkzaamheden verricht in het kader van een echtscheidingsprocedure. De eiser heeft in de periode van 1 april 2019 tot 2 juli 2021 meerdere nota's verzonden, maar de gedaagde heeft slechts één nota gedeeltelijk voldaan. De gedaagde heeft de vordering betwist en stelt dat de eiser fouten heeft gemaakt en onvoldoende informatie heeft verstrekt over de voortgang van de zaak. De kantonrechter heeft de argumenten van de gedaagde niet overtuigend geacht, omdat deze niet met concrete feiten zijn onderbouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser als redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat heeft gehandeld en dat de gedaagde in verzuim is met de betaling van de openstaande bedragen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 8.357,73, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat het gevorderde bedrag hoger was dan toegestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9461449 \ CV EXPL 21-6567
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
kantoorhoudende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: [eiser]
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 22 september 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 25 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden, waarbij [eiser] aanwezig was. [gedaagde] heeft via een digitale verbinding deelgenomen aan de zitting. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.Feiten

2.1.
[eiser] heeft als advocaat in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diverse werkzaamheden verricht in het kader van een echtscheidingsprocedure. [eiser] heeft [gedaagde] hiervoor in de periode 1 april 2019 – 2 juli 2021 meerdere nota’s toegestuurd, voor een totaalbedrag van € 9.357,74.
2.2.
[gedaagde] heeft alleen de nota van 1 april 2019 (gedeeltelijk) voldaan. De overige nota’s (totaal € 8.357,73) zijn niet betaald.
2.3.
Partijen hadden afgesproken dat [gedaagde] voor de werkzaamheden zou betalen zodra de voormalige echtelijke woning van [gedaagde] door interventie van [eiser] zou zijn verkocht.
2.4.
Op 27 juli 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat hij overstapt naar een andere advocaat.
2.5.
[eiser] heeft daarop bij brief van 28 juli 2021 [gedaagde] verzocht de openstaande declaraties binnen veertien dagen te betalen.
2.6.
[gedaagde] heeft diezelfde dag per mail verzocht om een kopie van “
alle correspondentie, welke in alle openstaande rekeningen vermeld staan.”
2.7.
Op 2 augustus 2021 heeft [eiser] digitaal stukken aan [gedaagde] verstuurd en daarbij geschreven: “
Bijgaand de bewuste stukken. Ik reken thans deze week op de prompte betaling van hetgeen thans in totaliteit nog verschuldigd is.
2.8.
[gedaagde] heeft ook nadien niets betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert, na vermindering van eis, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 8.950,91 aan hoofdsom en € 792,89 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op (verdere) rente en proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat hij werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht, maar dat [gedaagde] hiervoor niet betaalt. De nota’s hoefden pas voldaan te worden indien na interventie van [eiser] de voormalig echtelijke woning van [gedaagde] zou worden verkocht, maar daarvan is het niet gekomen omdat [gedaagde] naar een andere advocaat is overgestapt. Ook na uitleg over de nota’s heeft [gedaagde] niets betaald, terwijl dit wel was toegezegd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij vindt dat [eiser] “er een potje van heeft gemaakt”. Volgens [gedaagde] vindt ook zijn huidige advocaat dat door [eiser] veel fouten zijn gemaakt. Er zijn nota’s die ze niet kunnen plaatsen. [gedaagde] miste bij [eiser] ook “terugkoppeling en informatie over de voortgang”.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat hij niet voor de werkzaamheden van [eiser] hoeft te betalen omdat [eiser] niet als redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat heeft gehandeld. [gedaagde] heeft dit verweer echter niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Hij heeft op de zitting alleen aangevoerd dat zijn huidige advocaat heeft geconstateerd dat de procedure te lang heeft geduurd en dat door [eiser] verkeerde stukken zijn ingediend. [eiser] heeft dit op de zitting betwist. Hij heeft uitgebreid toegelicht hoe de echtscheidingsprocedure is verlopen en welke resultaten zijn behaald. Daardoor is niet, althans onvoldoende gebleken dat [eiser] niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat heeft gehandeld. Evenmin is (voldoende) gebleken dat [eiser] onvoldoende opheldering heeft gegeven over de door hem verstuurde nota’s. De argumenten van [gedaagde] om de nota’s niet te betalen gaan om die reden niet op.
5.2.
De kantonrechter heeft bij de beoordeling van de vordering ook ambtshalve getoetst aan het dwingende consumentenrecht. Deze toets geeft geen aanleiding de vordering af te wijzen.
buitengerechtelijke incassokosten
5.3.
[eiser] vordert (na vermindering van zijn eis) € 792,89 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen, omdat in de door [eiser] verzonden aanmaning een hoger bedrag wordt genoemd dan op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is toegestaan.
rente
5.4.
[eiser] heeft in zijn vordering een bedrag van € 593,18 aan rente tot 21 september 2021 opgenomen. Uit de bijgevoegde bijlage blijkt dat [eiser] is uitgegaan van wettelijke handelsrente. Van een handelsovereenkomst tussen partijen is echter geen sprake. De kantonrechter zal daarom de wettelijke rente toewijzen. Daarbij geldt als ingangsdatum 14 dagen na 28 juli 2021, aangezien naar het oordeel van de kantonrechter [gedaagde] vanaf die datum met betaling in verzuim is. Tot 28 juli 2021 gold immers de afspraak nog dat [gedaagde] pas hoefde te betalen, zodra de voormalige echtelijke woning na bemiddeling door [eiser] zou zijn verkocht. Doordat [gedaagde] overstapte naar een andere advocaat, is die afspraak komen te vervallen, waardoor de ingangsdatum van de wettelijke rente door de brief van 28 juli 2021 wordt bepaald.
proces- en nakosten
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij (grotendeels) ongelijk krijgt. De kantonrechter ziet aanleiding voor de zitting een ½ salarispunt toe te kennen aangezien [eiser] zijn eigen gemachtigde is. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 8.357,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 augustus 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,33
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 466,50 (1,5 x € 311,00);
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter