In deze zaak vordert de eiser, een advocaat, betaling van openstaande declaraties van zijn voormalige cliënt, de gedaagde, voor werkzaamheden verricht in het kader van een echtscheidingsprocedure. De eiser heeft in de periode van 1 april 2019 tot 2 juli 2021 meerdere nota's verzonden, maar de gedaagde heeft slechts één nota gedeeltelijk voldaan. De gedaagde heeft de vordering betwist en stelt dat de eiser fouten heeft gemaakt en onvoldoende informatie heeft verstrekt over de voortgang van de zaak. De kantonrechter heeft de argumenten van de gedaagde niet overtuigend geacht, omdat deze niet met concrete feiten zijn onderbouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser als redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat heeft gehandeld en dat de gedaagde in verzuim is met de betaling van de openstaande bedragen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 8.357,73, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat het gevorderde bedrag hoger was dan toegestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.