ECLI:NL:RBNHO:2022:7864
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met weigering VOG
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), welke door de Minister voor Rechtsbescherming was afgewezen in een besluit van 27 juli 2022. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn waarnemend gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. In zijn overwegingen benadrukte de voorzieningenrechter dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de samenleving, in dit geval de veiligheid van passagiers en weggebruikers, zwaarder weegt dan het belang van verzoeker bij het verkrijgen van een VOG. Verzoeker had in het verleden meerdere keren met justitie in aanraking gekomen, onder andere wegens rijden onder invloed en ernstige snelheidsovertredingen. De voorzieningenrechter vond de door verzoeker aangevoerde persoonlijke omstandigheden, zoals zijn jeugdige leeftijd en financiële problemen, onvoldoende zwaarwegend in vergelijking met de belangen van de samenleving.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van de Minister naar verwachting stand zal houden in een eventuele bodemprocedure en wees het verzoek af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.