ECLI:NL:RBNHO:2022:7863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
C/15/330661 / FA RK 22-3613
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving basisschool van hoogbegaafde kinderen na thuisonderwijs

In deze zaak verzoekt de vader vervangende toestemming voor de inschrijving van zijn twee hoogbegaafde kinderen op een basisschool, nadat zij tot nu toe thuisonderwijs hebben ontvangen van de moeder. De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft op 1 september 2022 uitspraak gedaan in deze kwestie. De vader, bijgestaan door advocaat mr. N.E. Reijnen, stelt dat de kinderen onvoldoende onderwijs krijgen van de moeder en dat zij achterstanden oplopen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.M. Melissen, betwist dit en stelt dat het thuisonderwijs juist aansluit bij de behoeften van de kinderen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 augustus 2022, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming is gehoord. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende informatie is om te bepalen of de moeder over de benodigde onderwijskundige capaciteiten beschikt. Daarom wordt er een raadsonderzoek gelast om te onderzoeken welk type onderwijs het meest in het belang van de kinderen is. De beslissing over de vervangende toestemming voor inschrijving op een school wordt aangehouden tot 1 januari 2023, om de Raad de tijd te geven voor het onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
vervangende toestemming school
zaak-/rekestnr.: C/15/330661 / FA RK 22-3613
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 1 september 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. N.E. Reijnen, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.
Advocaat: mr. T.M. Melissen, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vader van 3 augustus 2022 ingekomen op dezelfde datum;
- het bericht, inhoudende vermeerdering verzoek, met bijlage, van de vader, ingekomen op 12 augustus 2022;
- het bericht, met bijlagen, van de vader van 15 augustus 2022, ingekomen op 16 augustus 2022;
- het bericht, met bijlage, van de vader van 18 augustus 2022, ingekomen op 19 augustus 2022;
- het bericht, met bijlagen, van de moeder van 18 augustus 2022, ingekomen op 19 augustus 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 augustus 2022 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. N.E. Reijnen en de moeder door mr. T.M. Melissen. Tevens is als informant gehoord mw. [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de moeder op 23 augustus 2022 een nader stuk in het geding gebracht, waarop de vader bij bericht van 25 augustus 2022 - daartoe in de gelegenheid gesteld - heeft gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2014 in de [geboorteplaats]
;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2016 in de [geboorteplaats] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank na vermeerdering verzoek:
  • vervangende toestemming te verlenen om de kinderen met ingang van schooljaar 2022/2023, dan wel zo spoedig mogelijk na de te geven beschikking, te plaatsen op c.q. in te schrijven (geen slapende inschrijving maar een actieve inschrijving) bij primair (de rechtbank begrijpt: basisschool) [school 1] , subsidiair [school 2] , meer subsidiair [school 3] , verder subsidiair Basisschool [school 4] en uiterst subsidiair een openbare basisschool op fietsafstand van de echtelijke woning, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen basisschool;
  • te bepalen dat de kinderen daadwerkelijk onderwijs dienen te volgen op de school waar zij staan ingeschreven, althans te bepalen dat de vrouw al dat nodige dient te doen om te realiseren dat de kinderen daadwerkelijk onderwijs volgen bij die betreffende school.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de vader het volgende aangevoerd. Nadat partijen erachter kwamen dat [de minderjarige 1] vanwege vermoedelijke hoogbegaafdheid onvoldoende werd uitgedaagd binnen het reguliere onderwijs, hebben partijen ervoor gekozen dat de moeder aan [de minderjarige 1] , en later ook aan [de minderjarige 2] , thuisonderwijs geeft. De moeder wil graag thuisonderwijs blijven geven, al dan niet in combinatie met deeltijd particulier onderwijs gegeven door de [naam school] te [plaats] . De vader wil echter al jaren dat de kinderen naar openbaar (de rechtbank begrijpt: regulier) onderwijs gaan omdat het in hun belang is dat zij met leeftijdgenoten onderwijs krijgen en sociale vaardigheden opdoen. Bovendien heeft de vader sinds september 2020 ten gevolge van het coronavirus veel thuisgewerkt en heeft hij geconstateerd dat er dagen en weken geen onderwijs aan de kinderen werd gegeven. Hierdoor hebben de kinderen inmiddels achterstanden opgelopen. Om verdere achterstanden te voorkomen, wil de vader dat de kinderen regulier onderwijs gaan volgen. Het voorstel om deeltijd onderwijs bij de [naam school] te volgen acht de vader niet in het belang van de kinderen. Nog los van de hoge kosten die dit onderwijs met zich brengt, is niet duidelijk of het onderwijs van de moeder aansluit bij het onderwijs op de [naam school] en zal deeltijd onderwijs ervoor zorgen dat zij niet alle gebeurtenissen van de groep meemaken, waardoor zij mogelijk minder goed kunnen meekomen met de groep. De vader heeft vier scholen aangedragen die regulier basisschoolonderwijs aanbieden, waarbij hij een voorkeur heeft voor [school 1] . De vader heeft bij de keuze voor deze scholen rekening gehouden met kwaliteit van het onderwijs en reisafstand tot de echtelijke woning en tot de vermoedelijk nieuwe woning van de moeder.
3.3.
Ter zitting is door en namens de vader hieraan het volgende toegevoegd. Uit de door de moeder overgelegde producties volgt volgens de vader niet dat de kinderen daadwerkelijk en voldoende onderwijs van de vrouw krijgen. Zo heeft de moeder weliswaar een certificaat van de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs verkregen, maar geeft dit certificaat geen garantie dat de kinderen ook daadwerkelijk deugdelijk thuisonderwijs krijgen. De moeder maakt bij wijze van lesgeven diverse uitstapjes met de kinderen naar speeltuinen en de kinderboerderij, en de vader vindt dat dit activiteiten zijn die met name buiten de onderwijsuren moeten plaatsvinden. De kinderen krijgen door de moeder te weinig structuur aangeboden en worden onvoldoende uitgedaagd. Zo wordt er onvoldoende gedaan aan bijvoorbeeld taal, rekenen en spelling. De vader merkt inmiddels dat de kinderen in vergelijking tot andere kinderen van dezelfde leeftijd achterlopen. Voorts is de vader van mening dat voorbij dient te worden gegaan aan de door de moeder overgelegde didactische onderzoeken van [adviesbureau] . Deze onderzoeken zijn namelijk uitgevoerd door mw. [B] , waarmee de vrouw al jaren omgaat. Uit een mailwisseling tussen de moeder en mw. [B] is de vader bovendien gebleken dat over de totstandkoming van het rapport door de onderzoeker en de moeder is gecorrespondeerd en dat de moeder aanvullingen heeft aangedragen op de rapportage die vervolgens ook daadwerkelijk zijn doorgevoerd. Ook blijkt uit de rapportage dat dit slechts een momentopname is, [de minderjarige 2] tijdens het onderzoek niet heeft willen lezen en [de minderjarige 1] zowel op gebied van taal, spelling en lezen laag scoort. De vader heeft verder benadrukt dat hij zijn handtekening op de aanvraag van een vrijstelling voor [de minderjarige 2] voor aankomend schooljaar enkel heeft gezet omdat hij een boete van de leerplichtambtenaar wilde voorkomen. Volgens de vader is er geen sprake van een gedoogbeleid vanuit de gemeente voor ‘vrijstelling’ van de leerplicht van [de minderjarige 1] en hij verwacht een nieuwe boete voor het aankomende schooljaar. Voorts heeft de vader in toenemende mate zorgen over de weerslag van de levensbeschouwing van de moeder op de kinderen, sinds deze is gewijzigd naar een zogenoemde holistische levensbeschouwing

4.Het verweer

4.1.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn twee (zeer) hoogbegaafde kinderen die volgens de wens van beide ouders (nagenoeg) sinds de schoolgerechtigde leeftijd thuisonderwijs volgen. De ouders hebben recent (juni 2022) wederom een vrijstelling aangevraagd en ontvangen voor [de minderjarige 2] , waardoor zij ook het aankomend schooljaar thuisonderwijs mag volgen. De vrijstelling voor [de minderjarige 1] ligt ingewikkelder omdat zij ingeschreven heeft gestaan op een basisschool (artikel 8 lid 2 Leerplichtwet 1969). De kantonrechter heeft vorig jaar geoordeeld dat de ouders ondanks het ontbreken van een vrijstelling geen straf ontvangen voor het thuisonderwijs van [de minderjarige 1] . Sindsdien gedoogt de gemeente het thuisonderwijs van [de minderjarige 1] op levensbeschouwelijke grond. Om ervoor te zorgen dat [de minderjarige 1] ook komend schooljaar thuisonderwijs kan volgen, moeten de ouders weer naar de kantonrechter, binnen welke procedure het gedoogbeleid omgezet kan worden in een vrijstelling. Gelet op de rol van de vader in de aanvraag van de vrijstellingen, betwist de moeder dat de vader al jarenlang twijfels heeft over (de kwaliteit van) het thuisonderwijs. De moeder is daarbij van mening dat thuisonderwijs juist bij uitstek aansluit bij de behoefte van de kinderen. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben behoefte aan maatwerk omdat zij voornamelijk naar eigen interesse, onderzoekend en zo betekenisvol mogelijk leren. Doordat zij op een andere manier leren, kan het op niet-hoogbegaafden overkomen alsof de kinderen onderpresteren. Dit is echter niet het geval. De moeder is van mening dat zij in staat is het benodigde maatwerk te leveren. Zo heeft de moeder een pabo opleiding gevolgd (niet afgerond), is zij zelf hoofbegaafd, overlegt zij over het onderwijs met een orthopedagoog en hoogbegaafdheidsspecialist, en geeft zij les volgens een onderwijsplan dat de moeder heeft opgesteld conform de behoefte van de kinderen. Zij betwist dat zij de kinderen dagen/weken geen onderwijs heeft gegeven, alleen vindt het niet conform de reguliere tijden en methoden plaats. Ook vindt de moeder dat het op de weg van de vader had gelegen om zijn stellingen over de ontwikkelingsachterstanden van de kinderen nader te onderbouwen, temeer nu uit de overgelegde didactische onderzoeken van [adviesbureau] een ander beeld over de ontwikkeling van de kinderen volgt en wordt geconcludeerd dat de kinderen juist gebaat zijn bij thuisonderwijs. Daarnaast heeft Veilig Thuis in juli 2021 en 2022 onderzoek gedaan naar de situatie van de kinderen en is geconstateerd dat er geen zorgen over de kinderen bestaan. Het enkel betwisten van de onafhankelijkheid van het onderzoek bij [adviesbureau] , acht de moeder niet voldoende. Mw. [B] van [adviesbureau] is SKJ geregistreerd en zij is de voornaamste specialist op het gebied van (zeer) hoogbegaafde kinderen.

5.De visie van de Raad

5.1.
Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat het geschil tussen de ouders een lastige kwestie betreft. Zolang de ouders het eens waren was er geen probleem. Nu de ouders het niet meer eens zijn rijst de vraag naar de kwaliteit van het thuisonderwijs. Naar weten van de Raad is er in Nederland geen instantie die inhoudelijk toezicht houdt op thuisonderwijs; het certificaat van de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs en een vrijstelling van de leerplicht geven geen indicatie over de inhoudelijke kwaliteit van het onderwijs. Ook de betrokkenheid van Veilig Thuis wil niet zeggen dat het onderwijs inhoudelijk is getoetst, omdat dit niet behoort tot de taak van Veilig Thuis. Aan de ene kant zien de verslagen van de didactische onderzoeken er wat betreft methodes bekend uit. Aan de andere kant ziet de Raad in zekere zin ook dat elke prestatie, zowel onder- als boven- en zelfs een niet te onderzoeken prestatie een aanwijzing vormt voor hoogbegaafdheid. Ook ziet de Raad concrete adviezen, zoals remedial teaching voor taal/spelling van [de minderjarige 1] , welk advies de raadsonderzoeker als onderwijzer serieus zou nemen.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de kinderen sinds september 2019 door de moeder gegeven thuisonderwijs volgen. Ter zitting bleek dat de moeder het onderwijs niet-gestructureerd en vraaggericht aanbiedt. Aanvankelijk steunden beide ouders deze vorm van onderwijs vanwege de levensovertuiging van de moeder (spiritueel holistisch humanisme) en omdat er maatwerk nodig zou zijn vanwege de hoogbegaafdheid van beide kinderen. Inmiddels heeft de vader aangegeven dat hij niet langer kan instemmen met deze vorm van onderwijs en is zijn standpunt dat regulier onderwijs het meest in het belang van de kinderen is. Hij heeft daarbij gesteld dat het onderwijs dat de moeder aanbiedt in kwantitatieve en kwalitatieve zin onder de maat is, waardoor de kinderen in toenemende mate een ontwikkelingsachterstand oplopen. De moeder betwist dat er bezwaren zijn tegen het continueren van thuisonderwijs. Daarbij geeft zij aan dat zij de over de benodigde vaardigheden beschikt om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te voorzien in hun specifieke onderwijsbehoeften, temeer nu zij de pabo grotendeels heeft gevolgd, zij een certificaat van Stichting Keurmerk Thuisonderwijs heeft verkregen, en er een vrijstelling is afgegeven voor het thuisonderwijs ( [de minderjarige 2] ) c.q. er sprake is van gedoogbeleid ( [de minderjarige 1] ). Voorts heeft de moeder verklaard dat zij wordt bijgestaan door een orthopedagoog en een specialist op het gebied van hoogbegaafdheid vanuit [adviesbureau] .
6.2.
Na de mondelinge behandeling, bij bericht van 23 augustus 2022, heeft de moeder aangegeven dat zij akkoord kan gaan met het eerdere voorstel van de vader om thuisonderwijs te combineren met 2.5 dag per week les op de [naam school] te [plaats] . De vader heeft bij bericht van 25 augustus 2022 laten weten dat de moeder dit voorstel al eerder heeft afgewezen en dat de vader inmiddels ook geen voorstander meer is van het voorstel. De rechtbank zal daarom een knoop moeten doorhakken over het geschil van partijen.
6.3.
Om te kunnen beoordelen welk type onderwijs het meest in het belang is van de kinderen, dient de rechtbank eerst inzichtelijk te krijgen of de moeder beschikt over de vereiste onderwijskundige capaciteiten om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] goed te kunnen ondersteunen bij hun ontwikkelingstaken. De rechtbank is echter van oordeel dat zij op dit moment over onvoldoende informatie beschikt om daarover te kunnen oordelen. Het door de moeder overgelegde certificaat van Stichting Keurmerk Thuisonderwijs en de toegekende vrijstelling c.q. het gegeven dat het geven van thuisonderwijs aan [de minderjarige 1] niet strafrechtelijk wordt vervolgd, bieden te weinig informatie over de (blijvende) kwaliteit van het thuisonderwijs. Bij de aanvraagprocedures van deze documenten vindt immers geen inhoudelijke toetsing van het onderwijs plaats. Ditzelfde geldt voor de rapporten van Veilig Thuis, waaruit enkel is af te leiden dat het op de toetsmomenten goed leek te gaan in de thuissituatie. De rapporten geven geen blijk van een inhoudelijke toets van het onderwijs en de Raad heeft ter zitting aangegeven dat Veilig Thuis daar ook niet de geëigende instantie voor is.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat zij zich bij de beantwoording van deze vraag ook onvoldoende kan baseren op de overgelegde rapportages van de didactische onderzoeken uitgevoerd door [adviesbureau] . Nog los van de door de vader opgeworpen zorgen over de onafhankelijkheid van de onderzoeker en de invloed van de moeder op belangrijke passages in het rapport, is de rechtbank van oordeel dat de rapportages lastig te doorgronden zijn. Zo blijkt dat de kinderen niet op alle testonderdelen te normeren zijn en dat de kinderen ook niet bij alle onderzochte onderdelen hebben meegewerkt. Ook lijkt de conclusie van het didactisch onderzoek ten aanzien van [de minderjarige 2] niet volledig te worden gedragen door de eerdere bevindingen. Zo wordt vastgesteld dat [de minderjarige 2] een ontwikkelingsvoorsprong van ruim twee jaar laat zien op het gebied van lezen en rekenen, terwijl in de eerdere bevindingen staat vermeld dat [de minderjarige 2] tijdens het onderzoek niet wilde lezen. Ook worden er aanbevelingen gedaan, maar kan de rechtbank op basis van het rapport niet vaststellen of het thuisonderwijs van de moeder voldoet aan deze aanbevelingen. Zoals de rechtbank partijen ook al ter zitting heeft voorgehouden, gaat het rapport bovendien uit van een veronderstelling van (zeer) hoogbegaafdheid bij beide kinderen en stelt het dat de testresultaten van de kinderen ook bij dat beeld passen, maar kan er op basis van de resultaten weinig worden geconcludeerd over het niveau van de kinderen, de leercurve, aansluiting bij eventueel vervolgonderwijs en de vraag waarom maatwerk voor de kinderen niet kan worden geboden binnen regulier onderwijs.
6.4.
Gelet op voorgaande zal de rechtbank de Raad verzoeken onderzoek te doen naar de vraag welk type onderwijs het meest in het belang is van de kinderen. Daarbij verzoekt de rechtbank de Raad zich uit te laten over de noodzaak van nader didactisch onderzoek om deze vraag te beantwoorden en, als dit nodig blijkt, welke instantie daarvoor het meest geschikt is. Bij de keuze voor het gelasten van een raadsonderzoek heeft de rechtbank meegewogen dat er volgend jaar opnieuw een vrijstelling zal moeten worden aangevraagd en dat er naar verwachting nog een procedure gevoerd gaat worden over de schoolgang van [de minderjarige 1] . Indien beide partijen bij hun huidige standpunt blijven, voorziet de rechtbank dat hun verschil in zienswijze voor verdere geschillen zal zorgen. Met het oog daarop is het van belang dat er goed wordt uitgezocht waar de kinderen het meest bij zijn gebaat. Omdat een raadsonderzoek de nodige tijd in beslag zal nemen, zal de rechtbank de beslissing op het verzochte pro forma aanhouden voor de duur van 4 maanden, te weten tot 1 januari 2023.
6.5.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om gedurende het onderzoek wijzigingen aan te brengen in de huidige onderwijssituatie van de kinderen. Er is de rechtbank niet gebleken dat het evident niet goed gaat met de kinderen. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat de vader over een geruime periode en tot voor kort heeft ingestemd met het thuisonderwijs, dan wel deze situatie heeft gedoogd.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming ten aanzien van de schoolgang van de kinderen een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de hierboven onder 6.3. vermelde vragen en de rechtbank ter zake te adviseren;
7.2.
houdt de beslissing over de vervangende toestemming inschrijving op een school aan tot 1 januari 2023 PRO FORMA;
7.3.
bepaalt dat het rapport uiterlijk op 19 december 2022 door de rechtbank ontvangen dient te zijn. Wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.