ECLI:NL:RBNHO:2022:7861

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
HAA 22/2360V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 september 2022 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had verzet ingesteld omdat hij meende dat de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke was en dat zijn ingebrekestelling niet te vroeg was ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke termijn voor de Belastingdienst/Toeslagen nog niet was verstreken. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de opposant was om de wettelijke termijnen in acht te nemen, ongeacht of hij al dan niet bijgestaan werd door een gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak in stand bleef en dat het verzet ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2360 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2022 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant

(gemachtigde: mr. C.L. Mens).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door Belastingdienst/Toeslagen op zijn verzoek om herbeoordeling in het kader van de kinderopvangtoeslag.
Bij uitspraak van 27 juni 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting gehoord te worden.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat Belastingdienst/Toeslagen nog niet in gebreke was te beslissen op het verzoek toen opposant hem bij brief van 5 maart 2022 in gebreke stelde.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend de buitenzittingsuitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert in verzet aan dat Belastingdienst/Toeslagen op 5 maart 2022 reeds heeft aangekondigd dat hij het niet ging redden om voor 30 maart 2022 een besluit op herbeoordeling te nemen. In de brief van 5 maart 2022 heeft Belastingdienst/Toeslagen teven aangekondigd dat opposant kan overgaan tot een ingebrekestelling, in geval hij het met deze vertraging niet eens is. Gelet op de inhoud van deze brief is opposant direct overgegaan tot een ingebrekestelling. Opposant werd op dat moment nog niet bijgestaan door een jurist of advocaat. Nu Belastingdienst/Toeslagen zelf op 5 maart 2022 heeft aangekondigd het niet te gaan redden om voor 30 maart 2022 te beslissen, heeft opposant middels de ingebrekestelling voortijdig aangekondigd dat hij het niet eens is met de vertraging. De ingebrekestelling dient daarom te worden opgevat als een aankondiging dat Belastingdienst/Toeslagen vanaf 30 maart 2022 in gebreke zal zijn. Verder merkt opposant op dat Belastingdienst/Toeslagen in zijn verweerschrift heeft erkend in gebreke te zijn en dat opposant recht heeft op de maximale dwangsom alsmede dat het beroep gegrond is. Dit beroep had niet zomaar niet-ontvankelijk verklaard kunnen worden zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden en/of om nadere schriftelijke toelichting van partijen is verzocht.
4. De rechtbank oordeelt thans als volgt. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. In dit geval is de termijn zes maanden. De beslistermijn eindigde op 30 oktober 2021.
5. Bij brief van 31 augustus 2021 heeft verweerder de beslistermijn met zes maanden verlengd en opposant daarbij bericht dat hij uiterlijk binnen zes maanden een beslissing zal ontvangen. De verlengde beslistermijn eindigt gelet hierop op 30 maart 2022.
6. De rechtbank stelt vast dat opposant Belastingdienst/Toeslagen bij brief van 5 maart 2022, ingekomen op 9 maart 2022, heeft meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig te beslissen op zijn verzoek.
7. Vaststaat dat Belastingdienst/Toeslagen op 9 maart 2022 nog niet in gebreke was om te beslissen op het verzoek van opposant. Wanneer een ingebrekestelling te vroeg wordt ingediend, moet de rechtbank het gevolg eraan verbinden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het staat de rechtbank niet vrij om hiervan af te wijken. Hetgeen opposant heeft aangevoerd, maakt niet dat de wettelijk voorgeschreven termijn niet in acht genomen hoeft te worden. Het feit dat opposant op die datum nog niet werd bijgestaan door een gemachtigde, kan niet leiden tot het oordeel dat het te vroeg in gebreke stellen als het ware verschoonbaar kan worden geacht. Het is ook de verantwoordelijkheid van opposant de wettelijke termijnen in acht te nemen. De stelling van opposant dat Belastingdienst/Toeslagen in het verweerschrift heeft opgemerkt dat het beroep gegrond is maakt het vorenstaande niet anders. Het is immers de rechtbank die een oordeel geeft over de ontvankelijkheid van het beroep en niet Belastingdienst/Toeslagen.
8. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.