ECLI:NL:RBNHO:2022:7860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
HAA 22/2242
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 september 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak waarin haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk was verklaard. De opposante had verzet ingesteld omdat zij meende dat de ingebrekestelling die zij had ingediend niet ongeldig was, ondanks dat deze enkele dagen voor de wettelijke termijn was verzonden. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was, aangezien de Belastingdienst/Toeslagen op het moment van de ingebrekestelling nog niet in gebreke was. De rechtbank benadrukte dat het niet mogelijk is om een bestuursorgaan op voorhand in gebreke te stellen en dat een te vroege ingebrekestelling leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft de argumenten van de opposante, waaronder de erkenning van de Belastingdienst/Toeslagen dat zij in gebreke was, niet geaccepteerd. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2242 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2022 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante

(gemachtigde: mr. C.L. Mens).

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek om herbeoordeling in het kader van de kinderopvangtoeslag.
Bij uitspraak van 27 juni 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting gehoord te worden.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat Belastingdienst/Toeslagen nog niet in gebreke was te beslissen op het verzoek toen opposante hem bij brief van 10 januari 2022 in gebreke stelde.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend de buitenzittingsuitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposante voert in verzet aan dat Belastingdienst/Toeslagen op 29 december 2021 reeds heeft aangekondigd dat hij het niet ging redden om voor 26 januari 2022 een besluit op het verzoek herbeoordeling te nemen. In de brief van 29 december 2021 heeft Belastingdienst/Toeslagen tevens aangekondigd dat opposante kan overgaan tot een ingebrekestelling, in geval zij het met deze vertraging niet eens is. Gelet op de inhoud van deze brief is opposante direct overgegaan tot een ingebrekestelling. In deze brief heeft opposante uitdrukkelijk aangegeven dat Belastingdienst/Toeslagen pas vanaf 26 januari 2022 in gebreke zal zijn en dat pas vanaf 26 januari 2022 de termijn van twee weken zal aanvangen. Opposante stelt dat gelet hierop de ingebrekestelling niet ongeldig is. De ingebrekestelling is slechts een aantal dagen eerder gestuurd, omdat Belastingdienst/Toeslagen het op dat moment erg druk had en brieven daardoor pas later in behandeling werden genomen. Bovendien heeft Belastingdienst/Toeslagen zelf op 29 december 2021 al aangegeven dat tot een ingebrekestelling kan worden overgegaan. Verder merkt opposant op dat Belastingdienst/Toeslagen in zijn verweerschrift heeft erkend in gebreke te zijn en dat opposante recht heeft op de volledige dwangsom en dat het beroep gegrond is. Het enige waar de Belastingdienst/Toeslagen in het verweerschrift om heeft verzocht is een langere beslistermijn. Dit beroep had niet zomaar niet-ontvankelijk verklaard kunnen worden zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden en/of om nadere schriftelijke toelichting van partijen is verzocht.
4. De rechtbank oordeelt thans als volgt. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. In dit geval is de termijn zes maanden. De beslistermijn eindigde gelet hierop op 26 juli 2021.
5. Bij brief van 1 juli 2021 heeft verweerder de beslistermijn met zes maanden verlengd en opposante daarbij bericht dat hij uiterlijk binnen zes maanden een beslissing zal ontvangen. De verlengde beslistermijn eindigt gelet hierop op 26 januari 2022.
6. De rechtbank stelt vast dat opposante Belastingdienst/Toeslagen bij brief van 10 januari 2022, ingekomen op 12 januari 2022, heeft meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig te beslissen op haar verzoek.
7. Vaststaat dat Belastingdienst/Toeslagen op 12 januari 2022 nog niet in gebreke was om te beslissen op het verzoek van opposante. Het is niet mogelijk een bestuursorgaan op voorhand in gebreke te stellen. Wanneer een ingebrekestelling te vroeg wordt ingediend, moet de rechtbank het gevolg eraan verbinden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het staat de rechtbank niet vrij om hiervan af te wijken. Hetgeen opposante heeft aangevoerd, maakt niet dat de wettelijk voorgeschreven termijn niet in acht genomen hoeft te worden. Ook de stelling dat Belastingdienst/Toeslagen in het verweerschrift heeft opgemerkt dat het beroep gegrond is, maakt het vorenstaande niet anders. Het is immers de rechtbank die een oordeel geeft over de ontvankelijkheid van het beroep en niet Belastingdienst/Toeslagen.
8. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.