ECLI:NL:RBNHO:2022:7856

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
7516611 \ CV EXPL 19-1533
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na annulering van een vlucht door de vervoerder

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Osakeythiö Finnair Oyj, naar aanleiding van de annulering van een vlucht. De passagier, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderde schadevergoeding op grond van de Europese Verordening inzake luchtvaartpassagiersrechten. De vervoerder had de annulering van de vlucht verdedigd door te stellen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. De vervoerder had niet aangetoond dat er een beperking was opgelegd door de luchtverkeersleiding die de annulering rechtvaardigde. De kantonrechter concludeerde dat de passagier recht had op compensatie en wees de vordering tot betaling van € 1.417,80 toe, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan de passagier, omdat de vervoerder in het ongelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van vervoerders onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren bij claims van passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7516611 \ CV EXPL 19-1533
Uitspraakdatum: 27 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
allen wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: EUclaim B.V.
tegen
de buitenlandse vennootschap naar Fins recht
Osakeythiö Finnair Oyj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. W.O. Russel

1.Het procesverloop

1.1.
Op 16 december 2020 is in deze zaak tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis). Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst de kantonrechter naar wat daarover in het tussenvonnis is overwogen. De kantonrechter neemt hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist over.
1.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de vervoerder in de gelegenheid gesteld bij akte de bewijsstukken te overleggen waaruit volgt dat de luchtverkeersleiding een beperking heeft opgelegd aan de voorafgaande vlucht op 5 januari 2017.
1.3.
Op de rol van 24 maart 2021 heeft de vervoerder een akte genomen. De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de bij akte overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat aan de voorgaande vlucht (AY159) een beperking is opgelegd door de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht moest uitwijken naar de luchthaven te Moskou. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vervoerder hier niet in geslaagd. De vervoerder heeft bij zijn akte, onder meer, een “SNOWTAM rapport” in het Cyrillisch overgelegd. Dit rapport is volgens de vervoerder door de luchtverkeersleiding in Samara uitgegeven op 6 januari 2017. De kantonrechter kan hierin geen besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van vlucht AY159 op 5 januari 2017 lezen. De vervoerder heeft ook niet toegelicht welk concreet besluit de luchtverkeerleiding zou hebben genomen ten aanzien van vlucht AY159. De kantonrechter leest in het rapport enkel gegevens die lijken op METAR-gegevens. Dit blijkt ook uit de ‘vrije vertaling’ van de overgelegde e-mail van 11 januari 2021. Hierin is een deel van het SNOWTAM-rapport opgenomen. Volgens de vertaling van de vervoerder zijn dit gegevens betreffende de weersomstandigheden. Dit betreft geen besluit van de luchtverkeersleiding, laat staan specifiek ten aanzien van vlucht AY159. De e-mail van 11 januari 2021 en het overgelegde gedeelte uit de ‘Operation Manual Part B -E-Jets’ bevatten evenmin een besluit van de luchtverkeersleiding. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende aangetoond dat vlucht AY159 op 5 januari 2017 wegens de ATC-restricties van de luchtverkeersleiding moest uitwijken naar een andere luchthaven. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden naar de vlucht in kwestie kan dan ook geen sprake zijn. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat sprake is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan vlucht AY 160 is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
2.2.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
2.3.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
2.4.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 6 januari 2017, en over € 217,80 vanaf 30 oktober 2018, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
3.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter