ECLI:NL:RBNHO:2022:7844

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
9386515 \ CV EXPL 21-5451
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verbouwing en schadevergoeding tussen eiser en gedaagde

In deze zaak heeft eiser, wonende te [plaats], een vordering ingesteld tegen de vennootschap onder firma V.O.F. [gedaagde] en haar vennoten, [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4], wegens ontevredenheid over de uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden aan zijn woning. Eiser vordert schadevergoeding voor vermeende gebreken die tijdens de verbouwing zijn ontstaan. De kantonrechter heeft op 1 juni 2022 uitspraak gedaan. Eiser stelt dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd en dat hij kosten moet maken om de gebreken te herstellen. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden door gedaagde. De vordering van eiser wordt afgewezen, met uitzondering van de tegenvordering van gedaagde tot betaling van openstaande facturen, die wordt toegewezen. De kantonrechter wijst erop dat de klachten van eiser niet voortvloeien uit de werkzaamheden van gedaagde, maar uit de bestaande bouwkundige toestand van de woning. Eiser moet de openstaande facturen aan gedaagde voldoen, terwijl gedaagde wordt veroordeeld tot het verstrekken van bepaalde documenten en onderdelen aan eiser. De proceskosten worden voor rekening van eiser gesteld, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9386515 \ CV EXPL 21-5451
Uitspraakdatum: 1 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
gemachtigde: mr. D.M.R. Janssen
tegen

1.de vennootschap onder firma V.O.F. [vof] , gevestigd te [plaats]

2.
[gedaagde sub 2] ,wonende te [plaats]
3.
[gedaagde sub 3], wonende te [plaats]
4.
[gedaagde sub 4], wonende te [plaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.N. Mense
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft een verbouwing uitgevoerd in de woning van [eiser] . [eiser] vindt dat [gedaagde] bij de verbouwing fouten heeft gemaakt. [eiser] wil dat [gedaagde] de kosten betaalt die hij moet maken om de fouten te (laten) herstellen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] geen fouten heeft gemaakt. [gedaagde] hoeft dus geen schadevergoeding aan [eiser] te betalen. [eiser] moet op zijn beurt wel de facturen die hij nog niet betaald had aan [gedaagde] voldoen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 3 augustus 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 30 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij akte van 21 maart 2022 nog stukken toegezonden en zijn eis vermeerderd. Bij akte van 28 maart 2022 heeft [eiser] nog een stuk toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zijn vennoten van de vennootschap onder firma [gedaagde] .
2.2.
Op 29 juli 2019 hebben [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst gesloten voor het uitvoeren van diverse (verbouwings)werkzaamheden in de woning van [eiser] . De aanneemsom bedroeg € 30.769,25 inclusief btw. De werkzaamheden zijn op 10 september 2019 van start gegaan.
2.3.
Op 28 november 2019 is het werk opgenomen door [gedaagde sub 2] namens [gedaagde] enerzijds en [eiser] anderzijds. Hierbij is een lijst van opleverpunten opgesteld.
2.4.
[eiser] heeft twee facturen van [gedaagde] niet betaald. Dit betreft een factuur voor meerwerk ad € 4.000,02 en een factuur voor de laatste 10% van de aanneemsom ad € 3.076,92. Volgens [eiser] vertoont het werk vele gebreken en heeft [gedaagde] ondanks verzoek van [eiser] deze niet hersteld of [eiser] schadeloos gesteld.
2.5.
Op 24 februari 2021 heeft [eiser] ONE Expertise opdracht gegeven de uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden te beoordelen. Op 9 maart 2021 heeft een inspectie plaatsgevonden en op 5 mei 2021 heeft de deskundige een eindrapport opgesteld. In het rapport worden diverse gebreken genoemd, waarvan de herstelkosten worden begroot op € 19.600,64.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert – na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 22.995,05, te vermeerderen met wettelijke rente. Ook wil dat [eiser] dat [gedaagde] hem de zaken/informatie verstrekt die hij in productie 16 bij de dagvaarding noemt.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering– kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde] de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en verantwoordelijk is voor diverse gebreken aan de woning. [eiser] vindt dat hij daarom recht op vergoeding van de herstelkosten voor die gebreken. Deze kosten bedragen in totaal € 19.600,64. Daarnaast stelt [eiser] dat hij € 233,02 te veel aan btw heeft betaald over de schilder- en stucwerkzaamheden. Dit bedrag wil hij terug. Verder heeft [eiser] € 1.175,00 aan kosten gemaakt voor het expertiserapport en € 2.036,39 aan kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en voldoening buiten rechte. Ook deze kosten wil hij vergoed zien. Ten slotte stelt [eiser] dat [gedaagde] heeft nagelaten hem bepaalde informatie, documenten en onderdelen te verstrekken. [eiser] vindt dat [gedaagde] dit alsnog moet doen.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vorderingen. Zij voert onder meer aan dat de klachten van [eiser] niet voortvloeien uit de werkzaamheden die [gedaagde] heeft uitgevoerd, maar uit de bestaande bouwkundige toestand van de woning.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] zal hierna, voor zover relevant, worden besproken.
4.3.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van € 7.076,94 te vermeerderen met wettelijke rente. [gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat [eiser] twee facturen voor de werkzaamheden niet heeft betaald. Dit dient hij alsnog te doen.

5.De beoordeling

de vordering
De kantonrechter zal eerst de klachten van [eiser] over de werkzaamheden van [gedaagde] bespreken.
tocht langs wandcontactdozen
5.1.
Als eerste gebrek noemt [eiser] dat er in de keuken onder bepaalde omstandigheden tocht voelbaar is langs de wandcontactdozen. Volgens [eiser] bedragen de kosten om dit op te lossen € 195,00 en dienen deze voor rekening van [gedaagde] te komen.
5.2.
De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. Vast staat dat [gedaagde] de nieuwe wandcontactdozen heeft geplaatst. Dit betekent echter nog niet dat de gevoelde tocht aan [gedaagde] is toe te rekenen. Volgens [gedaagde] wordt de tocht veroorzaakt door een aanwezige luchtstroom in de spouw/achterliggende ruimte. Daarvoor is [gedaagde] niet verantwoordelijk. Bovendien blijkt uit het rapport van ONE Expertise en de later door [eiser] ingebrachte verklaring van de deskundige [deskundige] onvoldoende hoe [gedaagde] het werk had moeten uitvoeren om de tocht te voorkomen. De gestelde tekortkoming is daarmee onvoldoende onderbouwd. Dit betekent dat de gestelde kosten niet voor rekening van [gedaagde] komen.
vochtdoorslag bij de voordeur
5.3.
Een tweede gebrek vormt volgens [eiser] vochtdoorslag bij de voordeur. [eiser] stelt dat [gedaagde] het kozijn heeft gewijzigd en vervolgens zonder enige isolerende maatregel heeft dichtgestuukt. Volgens [eiser] had [gedaagde] had in elk geval moeten waarschuwen dat zonder isolerende maatregel er vochtdoorslag zou optreden. Volgens [eiser] kost het € 880,00 om dit gebrek te herstellen.
5.4.
Vast staat dat aan de rechterzijde van de voordeur sprake is van vochtdoorslag, waardoor de wandafwerking is aangetast. Dergelijke vochtdoorslag is een aanwijzing dat sprake is van een gebrek in de constructie. De kantonrechter vindt echter dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat dit gebrek een gevolg is van de werkzaamheden van [gedaagde] . Weliswaar staat voldoende vast dat [gedaagde] naast de voordeur stukadoorswerkzaamheden heeft verricht (dit blijkt ook uit de offerte), maar niet dat de vochtdoorslag hier het gevolg van is. [gedaagde] heeft er immers op gewezen dat bij een eerdere bouwkundige ingreep de voordeur is verplaatst. Deze eerdere ingreep is volgens [gedaagde] de werkelijke oorzaak van de vochtdoorslag. Waar de voordeur zich namelijk eerder in een portaal bevond, sluit deze nu rechtstreeks aan op de buitenmuur. Vast staat dat [gedaagde] geen invloed heeft gehad op deze constructie. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de vochtdoorslag het gevolg is van de werkzaamheden van [gedaagde] . Ook vindt de kantonrechter dat [gedaagde] niet te kort is geschoten in haar waarschuwingsplicht, zoals [eiser] nog heeft gesteld. Het probleem is immers met [eiser] besproken, waarbij [gedaagde] aan [eiser] heeft geadviseerd een voorzetwand te plaatsen. Dat [eiser] dit van de hand heeft gewezen kan [gedaagde] niet worden tegengeworpen. [gedaagde] heeft in de gegeven omstandigheden gedaan wat van haar mocht worden verwacht.
gebrekkige ventilatie in de badkamer
5.5.
De derde klacht van [eiser] betreft een gebrekkige ventilatie in de badkamer. [gedaagde] heeft in de badkamer vloerverwarming aangelegd. Als gevolg hiervan is de vloer hoger komen te liggen, waardoor de bestaande ventilatie (onder de deur) is verminderd. Volgens [eiser] had [gedaagde] maatregelen moeten treffen om het verlies aan ventilatie te compenseren of hem daarvoor te waarschuwen. Volgens [eiser] kost het oplossen van dit gebrek € 330,00.
5.6.
De kantonrechter wijst de vordering af. [gedaagde] heeft er terecht op gewezen dat de gebrekkige ventilatie het gevolg is van de lengte van de deur. Deze deur was al aanwezig. [gedaagde] heeft de deur niet vervangen of aangepast, zodat niet gezegd kan worden dat de gebrekkige ventilatie een direct gevolg is van de werkzaamheden van [gedaagde] . Daarbij kan in het midden blijven of [gedaagde] verplicht was om [eiser] te waarschuwen voor de gevolgen die haar werkzaamheden zouden hebben voor de ventilatie in de badkamer. In het geval dat [gedaagde] [eiser] wel had gewaarschuwd, zou dit immers tot meerwerk hebben geleid (bestaande uit het afzagen van de deur of het aanbrengen van een rooster) waarvan de kosten voor rekening van [eiser] zouden komen. Dat [eiser] als gevolg van de gestelde tekortkoming van [gedaagde] schade heeft geleden is dan ook niet gebleken.
ongelijke tegelvloer op de begane grond.
5.7.
De vierde (en voornaamste) klacht van [eiser] gaat over de door [gedaagde] gelegde tegelvloer op de begane grond. Volgens [eiser] loopt deze vloer scheef. [eiser] stelt dat [gedaagde] de vloer had moeten egaliseren. Zij wijst daarbij op de offerte waarin staat dat [gedaagde] de vloer egaliseert als sprake is van een afwijking die groter is dan 5 millimeter. Ook wijst [eiser] op het deskundigenrapport van ONE Expertise waarin staat dat er ongelijkheden zijn gemeten tot 16 millimeter. De afwijkingen worden in het rapport getoetst aan de Uitvoeringsrichtlijn voor het aanbrengen van wand- en vloertegels in reguliere binnentoepassing (de URL 35-101). Volgens het rapport worden de maximale afwijking bij [eiser] ruim overschreden. Volgens het rapport kan herstel van de vloer uitsluitend plaatsvinden door deze te vervangen. De totale herstelkosten worden begroot op € 12.620,00.
5.8.
Vast staat dat bij de opname van het werk in op 28 november 2019 het punt van de tegelvloer niet aan [gedaagde] is medegedeeld. De vraag of [eiser] daarmee niet te laat is met zijn klacht, kan echter in het midden blijven. Naar het oordeel van de kantonrechter is namelijk geen sprake van een gebrek. Daarvoor is het volgende van belang.
5.9.
Op de zitting is duidelijk geworden dat het niet de tegels zijn die ten opzichte van elkaar ongelijk liggen, maar dat de vloer als geheel schuin afloopt. [gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat dit probleem niet met het egaliseren van de vloer kan worden opgelost, maar dat daarvoor de ondervloer waterpas moet worden gemaakt. Daarbij is van belang dat voldoende vaststaat dat de bestaande zandcementvloer al scheef afliep en dat dit dus niet het gevolg is van de werkzaamheden door [gedaagde] . Daarmee kan niet worden gezegd dat [gedaagde] te kort is geschoten in zijn verplichtingen. Niet is immers gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de bestaande ondervloer waterpas zou maken. De bepaling in de offerte waar [eiser] naar verwijst ziet, zoals hiervoor gezegd, immers alleen op het egaliseren van de vloer.
5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] ook niet te kort is geschoten in haar waarschuwingsplicht, waar [eiser] subsidiair een beroep op doet. Niet kan immers worden gezegd dat de ondervloer ongeschikt was voor het plaatsen van de nieuwe tegelvloer. Ook de oude laminaatvloer die door [gedaagde] is verwijderd lag immers op deze vloer. Nog los van de vraag of de ‘scheefheid’ in redelijkheid door [gedaagde] kon worden opgemerkt, zijn er geen omstandigheden gesteld waaruit [gedaagde] had moeten begrijpen dat de bestaande situatie voor [eiser] ongewenst was. Daarbij is van belang dat [eiser] de ‘scheefheid’ van de vloer pas op een later moment heeft ontdekt.
5.11.
De conclusie is dat er geen grond is om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de begrote herstelkosten van € 12.620,00. Ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
teveel betaalde btw
5.12.
[eiser] vordert verder terugbetaling van € 233,02 aan volgens hem te veel betaalde btw. [eiser] stelt dat [gedaagde] 21% btw gerekend over de schilder- en stucwerkzaamheden ad € 1.941,75, terwijl dit 9% moeten zijn. [eiser] baseert zijn vordering op onverschuldigde betaling.
5.13.
De kantonrechter wijst deze vordering af. De betaling is niet onverschuldigd. Partijen zijn immers een vaste aanneemsom overeengekomen. Dat bij de berekening daarvan een verkeerd percentage is gebruikt betekent niet dat er geen grond is voor de betaling van het meerdere. Op grond van artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting is [gedaagde] ook gehouden de in rekening gebrachte btw af te dragen aan de Belastingdienst.
kosten expertiserapport
5.14.
[eiser] stelt € 1.125,00 aan kosten te hebben gemaakt voor het laten opstellen van het expertiserapport. [eiser] vindt dat [gedaagde] deze kosten moet vergoeden.
5.15.
De kantonrechter wijst deze vordering af. Aangezien de vorderingen van [eiser] ten aanzien van alle gestelde gebreken wordt afgewezen, is er geen grond om [gedaagde] in de kosten van het expertiserapport te veroordelen.
het verstrekken van diverse onderdelen, documenten en informatie
5.16.
[eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om diverse onderdelen, documenten en informatie aan hem te verstrekken. De zaken waar het om gaat zijn vermeld in productie 16 bij de dagvaarding.
5.17.
[gedaagde] heeft erkend dat zij nog twee handgrepen en een afdekdopje aan [eiser] moet leveren. Dit onderdeel van de vordering zal dus worden toegewezen. Verder mag van een professioneel bedrijf als [gedaagde] worden verwacht dat zij aan haar klanten gebruiksaanwijzingen, onderhoudsinstructies en garantiebewijzen verstrekt van de door haar geleverde producten. Datzelfde geldt voor het (al dan niet op verzoek) verstrekken van merknamen, model- of artikelnummers. Een concrete toezegging is daarvoor niet vereist.
5.18.
De kantonrechter zal daarom [gedaagde] en haar vennoten hoofdelijk veroordelen tot het verstrekken van de zaken genoemd in productie 16 bij de dagvaarding. Ook vennoot [gedaagde sub 4] is gebonden aan deze veroordeling. Zijn verweer dat hij pas is toegetreden tot de vennootschap onder firma na het sluiten van de overeenkomst met [eiser] gaat niet op. Ten aanzien van een vennootschap onder firma geldt dat ook een vennoot die pas later toetreedt aansprakelijk is voor de verplichtingen die de vennootschap voor zijn komst is aangegaan. Het is aan de toetredende vennoot om eventueel met de andere vennoten afspraken te maken over de verdeling van de bestaande schulden van de vennootschap.
buitengerechtelijke incassokosten en andere kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid
5.19.
[eiser] vordert € 2.036,39 aan buitengerechtelijke incassokosten en kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Volgens [eiser] moeten deze kosten voor rekening van [gedaagde] komen. Nu de vordering van [eiser] grotendeels wordt afgewezen, is er geen grond om [gedaagde] in deze kosten te veroordelen.
de tegenvordering
5.20.
[gedaagde] wil dat [eiser] twee facturen betaalt. Het gaat om de laatste termijn van de aanneemsom van € 3.076,92 en een meerwerkfactuur van € 4.000,02.
5.21.
[eiser] heeft in deze procedure geen verweer gevoerd tegen de meerwerkfactuur van € 4.000,02. Deze zal dus worden toegewezen.
5.22.
Wel heeft [eiser] verweer gevoerd tegen de laatste termijn van de aanneemsom. Hij wijst erop dat in de offerte staat dat deze pas verschuldigd is bij oplevering. Volgens hem is van een oplevering nog geen sprake geweest.
5.23.
De kantonrechter volgt [eiser] daarin niet. Vast staat dat het werk in het kader van een aanstaande oplevering op 28 november 2019 is doorgenomen door [gedaagde] (in de persoon van [gedaagde sub 2] ) en [eiser] . [eiser] heeft [gedaagde] bij die gelegenheid op diverse opleverpunten gewezen, waarvan een lijst is opgemaakt. [gedaagde] heeft betoogd dat zij deze punten op de lijst in de eerste week van december 2019 heeft afgehandeld. Dit volgt ook uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen van 10 en 11 december 2019 - die als productie 4 bij de dagvaarding is gevoegd - en is door [eiser] niet, althans onvoldoende, betwist. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat na de afhandeling van die punten de oplevering als bedoeld in artikel 7:758 BW heeft plaatsgevonden. Dat [eiser] nadien zijn onvrede over andere onderdelen van het werkzaamheden heeft geuit (zoals ook volgt uit genoemde mailcorrespondentie), doet hieraan niet af. Dit betekent dat [eiser] ook het bedrag op de slotfactuur aan [gedaagde] moet betalen.
5.24.
De wettelijke rente over de factuurbedragen wordt toegewezen zoals gevorderd. [eiser] heeft deze rente niet betwist.
de vordering en de tegenvordering5.13. De proceskosten in de zaak van de vordering komen voor rekening van [eiser] omdat hij (grotendeels) ongelijk krijgt. Daarbij wordt [eiser] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en nakosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.25.
Vanwege de samenhang met de zaak van de vordering worden de proceskosten in de zaak van de tegenvordering begroot op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de zaken zoals genoemd in productie 16 bij de dagvaarding aan [eiser] te verstrekken;
6.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst de vordering voor het overige af;
6.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 996,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
6.7.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 7.076,94 aan [gedaagde] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 december 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.8.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde] tot op heden worden begroot op nihil;
6.9.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter