ECLI:NL:RBNHO:2022:7799

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
HAA 21/258
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen legesaanslag voor omgevingsvergunning en geschatte bouwkosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 29 juli 2022, is in geschil of de legesaanslag die aan eiser is opgelegd, correct is vastgesteld. Eiser had een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een bedrijfspand en verweerder, de heffingsambtenaar van Cocensus, had de heffingsgrondslag voor de leges vastgesteld op € 1.002.836 inclusief btw. Eiser betwistte deze schatting en stelde dat de bouwkosten lager waren, namelijk € 586.396,25 inclusief btw, gebaseerd op facturen van onderaannemers. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende aannemelijk had gemaakt waarom de hogere bouwkosten gerechtvaardigd waren. De rechtbank concludeerde dat de legesaanslag moest worden verlaagd naar een bedrag van € 690.000 inclusief btw, rekening houdend met de kosten van de hoofdaannemer. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.518. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/258

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.N. Mense),
en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.

Procesverloop

Met dagtekening 15 mei 2019 heeft verweerder aan eiser in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning een legesaanslag (hierna: de aanslag) opgelegd ten bedrage van € 30.285,64.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2022 te Haarlem. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft op 4 december 2018 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend (hierna: de aanvraag) voor het bouwen van een bedrijfspand na sloop van bestaande panden op het perceel aan [perceel] . Eiser heeft in de aanvraag een bedrag van € 140.000 exclusief btw aan bouwkosten opgegeven. Eiser heeft tijdens de bouw gefungeerd als hoofdaannemer en in die hoedanigheid de onderaannemers aangestuurd.
2. Verweerder heeft een extern adviesbureau, [bedrijf] B.V., ingeschakeld om advies uit te brengen over de hoogte van de in de aanvraag aangegeven bouwsom. Volgens het rapport van [bedrijf] B.V. van 25 januari 2019 (hierna: het rapport) bedragen de bouwkosten voor het project € 828.790 exclusief btw en € 1.002.836 inclusief btw. De bouwkosten zijn in het rapport als volgt gespecificeerd:
‘‘
TOTAAL BOUWKOSTEN
Kosten fundering € 197.344
Kosten gevel € 226.439
Kosten dak € 172.461
Kosten binnenwanden € 2.238
Kosten overig bouwkundig€ 57.262
Totaal bouwkundig€ 665.744
Kosten installaties€ 56.142
Totaal installaties€ 56.142
Kosten inrichting € 4.250
Kosten terrein € -
Sloopkosten€ -
Totaal overige kosten€ 4.250
Algemene uitvoeringskosten € 42.968
Opslagen€ 69.686
Totaal indirecte kosten€ 112.654

Bouwkosten€ 828.790

BTW 21% € 174.046
Bouwkosten incl. BTW € 1.002.836’’
3. Naar aanleiding van het rapport heeft verweerder de bouwkosten ambtshalve verhoogd conform de uitkomsten van het rapport.
4. Op 15 mei 2019 is de gevraagde omgevingsvergunning conform de ingediende aanvraag verleend. Hiertegen heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend. Met dagtekening 15 mei 2019 heeft verweerder in verband met het in behandeling nemen van de aanvraag omgevingsvergunning tevens een legesaanslag aan eiser opgelegd.
5. Verweerder heeft op 2 juli 2019 het bezwaarschrift van eiser tegen de legesaanslag ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2020 heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.

Geschil6. In geschil is of de legesaanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of verweerder terecht de heffingsgrondslag voor de bij de aanvraag van de omgevingsvergunning in rekening te brengen leges heeft geschat op € 1.002.836 inclusief btw.

7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
8. Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van door het gemeentebestuur verstrekte diensten.
9. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel b, van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2018 (hierna: de Verordening) worden leges geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Artikel 5, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven zoals opgenomen in die bij de verordening behorende tarieventabel.
10. Onderdeel 2.1.1.2 van de tarieventabel luidt, voor zover van belang, als volgt:
Bouwkosten:
de aannemingssom inclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, inclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
Bij twijfel over de juistheid van de hoogte van de opgegeven bouwkosten kan het college van burgemeester en wethouders de hoogte van de bouwkosten ambtshalve vaststellen op advies van een bouwtechnisch ambtenaar en/of op advies van een extern deskundige.
11. De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van verweerder ligt om de bouwkosten op grond waarvan hij voornemens is de leges te heffen aannemelijk te maken. Indien verweerder de bij de aanvraag overgelegde begroting niet juist of niet volledig acht, mag verweerder de bouwkosten bij wijze van raming vaststellen. Indien vervolgens de aanvrager het daarmee niet eens is en daartegen bezwaar aantekent, dient deze feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit de onjuistheid van de raming blijkt. Omdat eiser de door verweerder overgelegde raming heeft betwist en facturen heeft overgelegd waaruit een lager bedrag aan bouwkosten blijkt dan door verweerder is vastgesteld, dient verweerder aannemelijk te maken waarom hij uitgaat van hogere bouwkosten.
12. Eiser stelt zich onder verwijzing naar de door hem overgelegde facturen op het standpunt dat de bouwkosten € 484.625 exclusief btw (€ 586.396,25 inclusief btw) bedragen. Eiser stelt dat verweerder bij het opstellen van het rapport ten onrechte is uitgegaan van een volledig afgebouwd bouwwerk inclusief installaties, terwijl de bouw slechts een aantal casco loodsen betrof. Daarnaast zijn onder meer de posten ‘algemene uitvoeringskosten’, ‘opslagen’, ‘dakopeningen’ en ‘warmteopwekking’ ten onrechte opgevoerd en is het onder meer onduidelijk wat onder de posten ‘overig bouwkundig’, ‘kosten inrichting’, ‘afwerkingspakketten’ en ‘indirecte kosten’ moet worden verstaan, aldus eiser. Verweerder stelt zich onder verwijzing naar het onder 2 genoemde rapport op het standpunt dat de bouwkosten op het juiste bedrag zijn vastgesteld overeenkomstig de uitgangspunten in de aanvraag van de omgevingsvergunning van eiser.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt waarom hij uitgaat van hogere bouwkosten. Verweerder heeft de onder 11 genoemde onduidelijkheden ter zitting niet kunnen wegnemen, terwijl dat wel op de weg van verweerder lag. Verweerder heeft ter zitting tegenover de door eiser gegeven toelichting waarom de posten onduidelijk zijn, geen nadere duidelijkheid kunnen verschaffen over deze posten. Ook heeft verweerder niets dan wel onvoldoende aangevoerd tegen de stelling van eiser dat een aantal posten ten onrechte was opgenomen. Daarnaast kon verweerder ook geen afdoende toelichting geven op de vraag waarop de opsteller van het rapport, [bedrijf] B.V., de in het rapport genoemde bedragen heeft gebaseerd. Zo kon verweerder onder meer niet uitleggen waarom voor de post ‘kosten installaties’ een bedrag van € 56.142 is opgenomen terwijl eiser onweersproken heeft gesteld dat het gaat om casco loodsen met slechts aansluitingen en zonder installaties. In zijn algemeenheid geldt dat de in het rapport genoemde bedragen – die mede zien op posten waarvan niet duidelijk is waar deze betrekking op hebben – niet inzichtelijk en niet controleerbaar zijn. Gelet op dit alles heeft verweerder niet aan zijn bewijslast voldaan.
14. Eiser stelt dat de bouwkosten dienen te worden gesteld op € 586.396,25 inclusief btw. De rechtbank is van oordeel dat eiser de door hem gestelde hoogte van de bouwkosten evenmin aannemelijk heeft gemaakt, omdat het door eiser gestelde bedrag enkel de facturen van de onderaannemers betreft en niet de kosten van het hoofdaannemerschap van eiser. Nu er op dit punt sprake is van zelfwerkzaamheid van eiser dient hiervoor te worden bepaald welke prijs aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat aan een hoofdaannemer een verzekeringspremie betaald zou moeten worden van ongeveer € 100.000, waarvan eiser heeft bevestigd dat dat ongeveer de prijs is die men aan een derde in het economisch verkeer zou betalen. De rechtbank zal daarom de bouwkosten verhogen met een bedrag van iets meer dan € 100.000 (inclusief btw) en daarmee de heffingsgrondslag van de aanslag in goede justitie vaststellen op een bedrag van € 690.000 inclusief btw.
15. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
16. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag naar een aanslag gebaseerd op bedrag aan bouwkosten van € 690.000;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 1.518, en
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.