In deze zaak heeft eiseres, een B.V., een incassovordering ingesteld tegen gedaagde, die handelt onder verschillende handelsnamen. De vordering betreft een openstaand bedrag van € 3.386,62, dat eiseres stelt te vorderen op basis van een mondelinge overeenkomst van opdracht uit 2011. Eiseres heeft administratieve en fiscale werkzaamheden verricht voor gedaagde, maar gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij niet gehouden is tot betaling van het volledige bedrag. De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij eiseres verschillende e-mails heeft overgelegd als bewijs van de openstaande vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres haar werkzaamheden op maandelijkse basis heeft gefactureerd en dat gedaagde in verzuim is met de betaling van het restantbedrag. De kantonrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 2.974,06, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering voor het overige is afgewezen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter W.A. Aardenburg op 31 augustus 2022.