ECLI:NL:RBNHO:2022:7719

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
HAA 22/3318
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning zonder spoedeisend belang

Op 30 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen. Verzoekster had beroep ingesteld tegen het besluit van 31 mei 2022, waarin het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunningen ongegrond werd verklaard. De vergunninghouder had omgevingsvergunningen verkregen voor het herbouwen van een restaurant na sloop. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar verweerder meldde dat de vergunninghouder bereid was de uitkomst van het beroep af te wachten en niet met de werkzaamheden zou starten tot na de beslissing op het beroep.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. Aangezien de vergunninghouder had aangegeven niet te starten met de werkzaamheden, waren er geen onomkeerbare gevolgen te verwachten. Hierdoor was er geen spoedeisend belang meer bij de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3318

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2022 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats] (NH), verzoekster

(gemachtigde: [naam 2]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder.

Als vergunninghouder heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 1],te [woonplaats] (NH).

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2021 heeft verweerder op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan vergunninghouder omgevingsvergunningen (kenmerken: [kenmerk 1] en [kenmerk 2]) verleend voor het na sloop herbouwen van het restaurant aan de [locatie] in [woonplaats]
In het besluit van 31 mei 2022, verzonden op 1 juni 2022, (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard met de kanttekening dat de motivering aangaande parkeren zoals opgenomen in de omgevingsvergunning van 5 augustus 2021 met kenmerk [kenmerk 1] moet worden aangevuld zoals overwogen in het advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften van de gemeente Bergen.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij brief van 25 juli 2022 bericht dat de vergunninghouder bereid is de uitkomst van het beroep af te wachten.
Bij brief van 26 juli 2022 heeft de rechtbank verzoekster gevraagd of de inhoud van de brief van verweerder van 25 juli 2022 aanleiding is om het verzoek in te trekken. Verzoekster heeft niet gereageerd.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Verweerder heeft bij brief van 25 juli 2022 aangegeven dat vergunninghouder bereid is om pas met de werkzaamheden te starten tot na de beslissing op beroep. Zolang er niet met de werkzaamheden gestart wordt, treden er geen (onomkeerbare) gevolgen in. De conclusie is dan ook dat er geen spoedeisend belang (meer) is bij de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.