6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in de nachtelijke uren brand gesticht in zijn huurwoning. Brandstichting is uitermate gevaarlijk. Door brand te stichten heeft de verdachte schade aangericht aan de woning, die eigendom was van een woningbouwvereniging. Daarnaast is ook gevaar voor een naastgelegen woning ( [adres 2] ) te duchten geweest, alsmede levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning aanwezige personen. Die bewoners moesten tijdelijk uit hun woning worden gehaald. Brandstichting brengt in de regel gevoelens van onrust, angst en onveiligheid teweeg in de samenleving en bij betrokkenen en getuigen in het bijzonder. Het gaat dan ook om een ernstig feit met name vanwege de verstrekkende gevolgen die het met zich had kunnen brengen.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Daar staat tegenover dat (behalve de verdachte) niemand gewond is geraakt en de schade aan de woning uiteindelijk mee is gevallen. De woning is door familie van de verdachte opgeknapt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte (gedateerd 22 april 2022), waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het psychiatrisch onderzoeksrapport van 17 mei 2022, opgesteld door M. Krikke, arts in opleiding tot specialist (psychiatrie), en C.A.M. van der Meijs, psychiater. Het rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van zwakbegaafdheid (met als differentiaal diagnose een lichte verstandelijke beperking) en een ernstige stoornis in alcoholgebruik. Beide stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
Er is sprake van stoornissen die doorwerkend zijn geweest op het tenlastegelegde. Al met al leidt dit tot het advies om het tenlastegelegde aan betrokkene in verminderde mate toe te rekenen. De zwakbegaafdheid en de ernstige stoornis in het alcoholgebruik geven bij betrokkene duidelijke beperkingen in het vermogen tot sturing en inzicht. Betrokkene heeft weliswaar zelf de keuze gemaakt om alcohol te gebruiken, maar vanwege de intellectuele beperking en de alcoholverslavingsproblematiek had betrokkene minder controle over het gebruik van alcohol.
Recidivepreventie moet gericht zijn op het voorkomen van terugval in alcoholgebruik en op de behandeling van de stoornis in het alcoholgebruik en uitbreiden van en aanleren van nieuwe copingvaardigheden. Er wordt een initiële klinische opname in een kliniek (forensische psychiatrische afdeling, FPA) geadviseerd om abstinentie na vrijlating uit het Justitieel Centrum te bestendigen, te leren omgaan met de stoornis in het gebruik van alcohol (alcoholverslaving) en copingvaardigheden te leren. Aansluitend zal een beschermde woonvorm met ambulante behandeling bij een forensisch ACT-team waarschijnlijk passend zijn. Dit alles zou in bijzondere voorwaarden moeten worden opgenomen met een voldoende groot voorwaardelijk strafdeel, zodat betrokkene voldoende gecommitteerd kan zijn om zich hiervoor in te zetten. Reclassering kan toezien op het houden aan deze bijzondere voorwaarden en kan tevens regelmatige alcoholcontroles inzetten.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten die tot een andere conclusie zouden moeten leiden en neemt de conclusie van de psychiaters (in opleiding) over. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bewezen verklaarde feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, waarmee in de straftoemeting rekening zal worden gehouden.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 27 juli 2022 van [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor. Het advies houdt onder meer het volgende in:
Wij hebben instabiliteit geconstateerd op meerdere leefgebieden. Betrokkene heeft geen dagbesteding, er is sprake van schulden en hij is zijn woning verloren. Daarnaast is bewindvoering tot op heden nog niet van de grond gekomen, hetgeen wel noodzakelijk wordt geacht door de hulpverlening. Er is sprake van fors alcoholgebruik, wat direct delictgerelateerd is gebleken. Het alcoholgebruik lijkt een coping mechanisme te zijn om
om te gaan met stressvolle situaties en/of slaapproblemen. Alcohol heeft vervolgens een ongunstig effect op zijn toch al lage frustratietolerantie. Betrokkene lijkt moeite te hebben om zich maatschappelijk staande te houden, ondanks jarenlange hulp van de GGZ. Als gevolg van zijn (door de Pro Justitia rapporteur vastgestelde) zwakbegaafdheid overziet hij voor hem lastige situaties niet, waardoor hij geregeld hiertegen ageert. Het NIFP adviseert een langdurige klinische behandeling in een FPA. Betrokkene is bereid mee te werken aan een klinische opname. Aansluitend op de klinische opname zien wij meerwaarde in een (ambulant) nazorgtraject.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
Meldplicht bij reclassering
Opname in een zorginstelling
Ambulante behandeling
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Meewerken aan middelencontrole.
Strafvermindering wegens vormverzuim ex 359a Sv?
In het relaas staat vermeld: “Abusievelijk heeft [verbalisant] de woning binnen getreden samen met de brandweer. Hij maakt hier later nog een proces verbaal van binnentreden van op.” Meer informatie hierover ontbreekt. Desgevraagd zei de officier van justitie ter zitting dat ook hij niet over een proces-verbaal van [verbalisant] beschikt. Niet duidelijk is geworden op welk moment deze agent de woning van de verdachte binnen is gegaan of met welk doel.
Niet gebleken is dat hierdoor enig nadeel voor de verdachte is veroorzaakt. Dat heeft tot gevolg dat – ook als juist is wat door de raadsvrouw is aangevoerd – dat niet noopt tot één van de in artikel 359a, eerste lid, Sv genoemde rechtsgevolgen. In dit specifieke geval zou dat hooguit leiden tot de enkele constatering van een vormverzuim. De rechtbank verwerpt daarom het verweer zonder nader onderzoek te doen naar de feitelijke grondslag ervan. (Zie het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889, rechtsoverwegingen 2.6.1-2.6.3) Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 24 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van 12 maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals de reclassering heeft geadviseerd, waaronder de opname in een zorginstelling aansluitend aan detentie.
Een straf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte slechts voortduurt tot 12 september 2022 (een mogelijke opnamedatum op de FPA Heiloo), zoals door de raadsvrouw verzocht, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit. Hoewel de rechtbank het noodzakelijk acht dat de verdachte aansluitend aan zijn detentie een klinische behandeling zal ondergaan middels een opname op een FPA, kan en zal deze opname op een later moment moeten worden gerealiseerd. Gelet op de straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden opgelegd, ziet de rechtbank wel aanleiding om een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Omdat er vanwege de psychische problematiek bij de verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.