ECLI:NL:RBNHO:2022:7669

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
HAA 21/5858 V en HAA 21/5859 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake belastingaanslagen

Op 29 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak waarbij de opposant, vertegenwoordigd door een gemachtigde, verzet heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, maar dit beroep werd op 6 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De rechtbank heeft in deze verzetzaak vastgesteld dat het verzetschrift op 8 juni 2022 was ingediend, wat na de termijn van zes weken was. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of het verzetschrift tijdig was ingediend en kwam tot de conclusie dat de termijn op 18 mei 2022 was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak van 6 april 2022 op 6 april 2022 per aangetekende post was verzonden, maar dat deze niet was afgehaald door de gemachtigde. De rechtbank heeft de opposant in een brief verzocht om uitleg over de late indiening van het verzetschrift, maar de opposant heeft hierop niet gereageerd. Gezien het ontbreken van een verontschuldiging voor de late indiening, heeft de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/5858V en HAA 21/5859V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2022 op het verzet van

[opposant], te [woonplaats], opposant (gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Opposant heeft bij brief van 27 oktober 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam van 15 september 2021 inzake de aanslag inkomstenbelasting premie volksverzekeringen en de aanslag zorgverzekeringswet over het jaar 2017.
Bij uitspraak van 6 april 2022 heeft de rechtbank deze beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn is ingediend.
2. Alvorens in deze verzetzaak te kunnen beoordelen of de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, dient de rechtbank ambtshalve eerst na te gaan of opposant zijn verzetschrift tijdig heeft ingediend.
3. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb zijn bij de beoordeling van het verzet onder meer de artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
4. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8 van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak aan de belanghebbende is verzonden.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. De rechtbank heeft de uitspraak per aangetekende post op 6 april 2022 verzonden. De verzettermijn vangt derhalve aan op 7 april 2022 en eindigt op 18 mei 2022. De rechtbank heeft de uitspraak op 4 mei 2022 retour ontvangen van het postbedrijf. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de brief van 6 april 2022 tevergeefs was aangeboden op het kantooradres van de gemachtigde op 7 april 2022 en vervolgens niet is afgehaald op de PostNL-locatie. De griffier heeft de uitspraak vervolgens op 11 mei 2022, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, ter kennisname per gewone post naar het kantooradres van de gemachtigde verzonden. Opposant is er in de begeleidende brief op gewezen dat de termijn voor het instellen van verzet niet opnieuw aanvangt.
7. Opposant heeft, digitaal, op 8 juni 2022 verzet ingesteld. Het verzet is daarmee niet ingediend binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is bekendgemaakt. Bij aangetekende brief van 13 juni 2022 is aan opposant verzocht om binnen twee weken na verzending van die brief schriftelijk aan te geven waarom hij het verzetschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek heeft uitgewezen dat deze brief op 15 juni 2022 is afgehaald van een PostNL-locatie en dat voor ontvangst is getekend.
8. Opposant heeft niet gereageerd op de brief van 13 juni 2022. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor het na de verzettermijn indienen van het verzetschrift.
9. De rechtbank acht het verzet niet-ontvankelijk. Hieruit volgt dat de uitspraak van
6 april 2022 in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.