Op 29 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak waarbij de opposant, vertegenwoordigd door een gemachtigde, verzet heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, maar dit beroep werd op 6 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De rechtbank heeft in deze verzetzaak vastgesteld dat het verzetschrift op 8 juni 2022 was ingediend, wat na de termijn van zes weken was. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of het verzetschrift tijdig was ingediend en kwam tot de conclusie dat de termijn op 18 mei 2022 was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak van 6 april 2022 op 6 april 2022 per aangetekende post was verzonden, maar dat deze niet was afgehaald door de gemachtigde. De rechtbank heeft de opposant in een brief verzocht om uitleg over de late indiening van het verzetschrift, maar de opposant heeft hierop niet gereageerd. Gezien het ontbreken van een verontschuldiging voor de late indiening, heeft de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.