ECLI:NL:RBNHO:2022:7668

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
HAA 21/1346 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

Op 29 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, maar zijn beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet tijdig het griffierecht had voldaan en geen machtiging had overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de opposant geen verzoek had ingediend om te worden gehoord over het verzet, ondanks dat hij de mogelijkheid daartoe had. De rechtbank heeft de procedure zonder zitting behandeld, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de opposant zijn verzetschrift niet tijdig had ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt en deze termijn was verstreken. De rechtbank heeft de argumenten van de gemachtigde van de opposant, die stelde dat hij door ziekte niet in staat was om tijdig te reageren, niet geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat de opposant en zijn gemachtigde verantwoordelijk zijn voor het tijdig indienen van het verzetschrift en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk, waardoor de eerdere uitspraak van 30 juli 2021 in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1346 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2022 op het verzet van

[opposant], opposant

(gemachtigde: mr. A.S. Touserkani).

Procesverloop

Opposant heeft bij brief van 24 februari 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn van 29 december 2020 inzake een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de gelijktijdig met die aanslag vastgestelde beschikking verzuimboete.
Bij uitspraak van 30 juli 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft in de omstandigheid dat het beroep mede ziet op een boete, geen aanleiding gezien om opposant in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord over het verzet. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat onder de buiten-zittinguitspraak is vermeld dat de indiener van het verzetschrift bij het doen van verzet kan vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord, en dat opposant daarom niet heeft verzocht.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant heeft verzuimd tijdig het griffierecht te voldoen, geen reden heeft gegeven voor het na de beroepstermijn instellen van beroep, geen machtiging heeft overgelegd en heeft verzuimd zijn adres aan de rechtbank kenbaar te maken.
2. Alvorens in deze verzetzaak te kunnen beoordelen of de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is, dient de rechtbank ambtshalve eerst na te gaan of opposant zijn verzetschrift tijdig heeft ingediend.
3. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb zijn bij de beoordeling van het verzet onder meer de artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
4. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8 van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak aan belanghebbende is verzonden.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. De rechtbank heeft de uitspraak per aangetekende post op 5 augustus 2021 verzonden. De verzetstermijn vangt derhalve aan 6 augustus 2021 en eindigt op 16 september 2021.
7. Opposant heeft op 28 april 2022, digitaal, een - op nader aan te voeren gronden - verzetschrift ingediend. Het verzet is daarmee niet ingediend binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is bekendgemaakt. Bij aangetekende brief van 2 mei 2022 is aan opposant verzocht om binnen twee weken na verzending van die brief (aanvullend) schriftelijk aan te geven waarom hij het verzetschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek heeft uitgewezen dat deze brief op 3 mei 2022 is bezorgd op het kantooradres van de gemachtigde. Opposant heeft op deze brief niet gereageerd.
8. De gemachtigde van opposant voert ten aanzien van het niet tijdig indienen van het verzetschrift aan dat hij in 2021 door de ziekte corona 12 maanden niet op kantoor is geweest.
9. In beginsel komt het doen en (na)laten van de door opposant ingeschakelde derde voor rekening en risico van opposant. De rechtbank ziet in de door opposant gestelde feiten en omstandigheden geen grond om daarover anders te oordelen. Hetgeen opposant heeft aangevoerd, vormt geen reden om hem de termijnoverschrijding niet aan te rekenen. Opposant en zijn gemachtigde hebben immers nagelaten binnen de gestelde termijn de rechtbank te informeren over de omstandigheden en/of uitstel te verzoeken. Dat laat onverlet dat de rechtbank zich wel kan voorstellen dat corona zaken bemoeilijkt. Onder zeer bijzondere omstandigheden kan overschrijding van de termijn zonder consequenties blijven, maar dan moet aannemelijk worden gemaakt dat opposant en zijn gemachtigde gedurende de gehele termijn ook daadwerkelijk niet in staat waren een (pro-forma) verzetschrift in te dienen. Hetgeen namens opposant in dit verband is aangevoerd, is onvoldoende om die conclusie te rechtvaardigen.
10. De rechtbank acht het verzet niet-ontvankelijk. Hieruit volgt dat de uitspraak van
30 juli 2021 in stand blijft.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.