Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 7
- de mondelinge behandeling van 24 augustus 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 24 augustus 2022, is een kort geding aan de orde waarin eiseres, in haar hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van haar ouders, gedaagde verzoekt om de woning te ontruimen. Eiseres en gedaagde zijn erfgenamen van de nalatenschap en hebben op 5 juli 2022 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat gedaagde de woning uiterlijk op 15 augustus 2022 zou verlaten. Gedaagde heeft echter geen gehoor gegeven aan deze afspraak, wat heeft geleid tot de vordering van eiseres.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de ontruiming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde heeft erkend de woning te moeten verlaten, maar dit niet heeft gedaan. De rechter heeft daarom de vorderingen van eiseres toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die niet meer relevant waren. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de woning te verlaten en te ontruimen, met een dwangsom van € 5.000,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 100.000,00.
Daarnaast is eiseres gemachtigd om, indien gedaagde in gebreke blijft, de ontruiming met behulp van de sterke arm van justitie en politie te bewerkstelligen. De rechter heeft ook bepaald dat gedaagde moet meewerken aan de notariële levering van de woning aan de kopers, en dat dit vonnis in de plaats kan treden van de vereiste wilsverklaring van gedaagde indien hij niet voldoet aan de voorwaarden. Tot slot is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.819,43.