ECLI:NL:RBNHO:2022:7607

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
HAA 22/2886
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig beslissen op verzoek om inzage in stukken

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], op 14 juni 2022 beroep ingesteld bij de Rechtbank Noord-Holland wegens het niet tijdig nemen van een besluit op hun verzoek van 29 april 2022. Dit verzoek betrof een bezwaarschrift tegen een besluit van 21 april 2022, dat was genomen naar aanleiding van een Wob-verzoek van 7 maart 2022. De eisers vroegen om inzage in de op de zaak betrekking hebbende stukken, maar de rechtbank oordeelde dat dit verzoek geen aanvraag is zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeert dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, niet in gebreke is gebleven om tijdig te beslissen, omdat het verzoek van eisers niet als een aanvraag kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de mogelijkheid tot het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen niet openstaat. De rechtbank heeft daarom het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en is in het openbaar uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en partijen zijn niet uitgenodigd voor een zitting, aangezien dit op grond van artikel 8:54 van de Awb niet nodig is. De rechtbank heeft de eisers geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2886

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder.

Inleiding

Eisers hebben op 14 juni 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op hun verzoek van 29 april 2022.
Verweerder heeft op 4 juli 2022 op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben op 22 augustus 2022 mede naar aanleiding van het verweerschrift een reactie gestuurd.

Overwegingen

1. Eisers hebben op 29 april 2022 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van 21 april 2022. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een Wob verzoek van 7 maart 2022.
2. In het bezwaarschrift van 29 april 2022 staat onder meer het volgende: “Alvorens de gronden van bezwaar
zo nodigverder aan te vullen (…), verzoek ik u mij op grond van het belanghebbenden toekomende inzagerecht althans op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht althans op grond van de Wob (wet openbaarheid van bestuur) de op de zaak betrekking hebbende stukken toe te sturen, waaronder, maar daartoe niet beperkt, de bij Wob-verzoek van 7 maart 2022 opgevraagde documenten, voor zover u in het vorenstaande geen aanleiding mocht zien om ambtshalve terug te komen op de bestreden beschikking.”
3. De rechtbank leest in deze passage in het bezwaarschrift van 29 april 2022 een verzoek van eisers aan verweerder om de op de zaak betrekking hebbende stukken aan hen toe te sturen, zoals bedoeld in artikel 7:4, eerste lid en artikel 7:4, vierde lid, van de Awb. Dit verzoek is geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb [1] . Dat eisers in het bewaarschrift refereren aan hun eerder ingediende Wob-verzoek van 7 maart 2022 en zelf invullen welke stukken de op de zaak betrekking hebbende stukken zouden moeten zijn maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van eisers geen aanvraag is zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Verweerder is dan ook niet in gebreke tijdig te beslissen, zodat op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb de mogelijkheid tot het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen niet openstaat. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Awb [2] in deze zaak niet nodig is.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Onder een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.Algemene wet bestuursrecht