In deze zaak vordert een verhuurder, [eiseres], betaling van een huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagden]. De huurders, [gedaagden], beroepen zich op huurprijsvermindering vanwege gebreken aan de woning en het feit dat zij de woning niet kunnen onderverhuren. De kantonrechter oordeelt dat de huurders de huurachterstand moeten betalen en dat zij slechts recht hebben op huurprijsvermindering over een periode van drie maanden. De huurachterstand is zo groot dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter wijst de vordering van de verhuurder tot ontbinding en ontruiming van het gehuurde toe. De huurprijs wordt voor de periode van 1 februari 2021 tot 1 mei 2021 verminderd tot € 1.200,00 per maand, maar vanaf mei 2021 zijn de huurders de volledige huurprijs van € 2.000,00 verschuldigd. De kantonrechter wijst ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten toe, maar matigt deze tot € 830,50. De tegenvordering van de huurders tot huurprijsvermindering en herstel van gebreken wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verhuurder wordt veroordeeld om de gebreken binnen twee weken te herstellen.