ECLI:NL:RBNHO:2022:7559

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
15.104299.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandelzaak wegens onvoldoende bewijs van dwang en uitbuiting

Op 23 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, met name het uitoefenen van dwang op een slachtoffer met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatte om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak werd behandeld in een openbare terechtzitting op 9 augustus 2022, waar de officier van justitie, mr. E. (Lies) Visser, de verdachte beschuldigde van het werven, vervoeren en uitbuiten van het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 34.000,- voor de benadeelde partij.

De verdediging, vertegenwoordigd door mr. T. Scheffer, pleitte voor vrijspraak en betwistte de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [slachtoffer] inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte dwang had toegepast. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en [slachtoffer] een liefdesrelatie hadden en samenwoonden, en dat er geen overtuigend bewijs was voor uitbuiting of dwang. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.104299.20 (P)
Uitspraakdatum: 23 augustus 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 augustus 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. (Lies) Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2017 tot en met 1 november 2019 te Wormer en/of Schagen en/of (elders in) Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer] , (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer] heeft,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] (artikel 273f lid 1 sub 6°) (te weten het in ontvangst nemen van de betaling(en) van klant(en) en/of het wegpakken van een of meerdere betaling(en)) (telkens) in de vorm van geldbedragen en/of in de vorm van cocaïne en/of (andere) verdovende middelen, waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het mishandelen van die [slachtoffer] door haar te duwen en/of (hardhandig) vast te pakken/beet te nemen en/of een of meerdere brandende sigarettenpeuk(en) op het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en/of
- het met spullen gooien en/of aanrichten van vernielingen en/of slaan met deuren in de woning alwaar die [slachtoffer] verbleef en/of
- het zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende en/of vernederende toon/wijze te uiten tegen die [slachtoffer] en/of
- het dreigen aan anderen te vertellen dat die [slachtoffer] als prostituee werkzaam was en/of zich had geprostitueerd en/of veel alcohol en/of drugs gebruikt en/of het dreigen aan anderen te vertellen dat die [slachtoffer] alles zou kwijtraken waaronder haar zoontje en/of
- het meermalen aan die [slachtoffer] kenbaar maken dat er geld verdient moest worden omdat ze anders geen eten zou hebben/krijgen en/of anders de (nadelige) consequenties voor die [slachtoffer] zouden zijn en/of
- het in ernstige mate beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] en/of
- het onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer] (onder andere door in enkele gevallen) zich in de omgeving van/nabij de werkplek alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaatsvonden op te houdenwaardoor het voor die [slachtoffer] werd bemoeilijkt zich aan die controle en/of die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- het brengen en/of houden van die [slachtoffer] in een positie waar zij niet (volledig) over haar eigen financiële middelen kon beschikken en/of waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft/hebben bestaan uit:
- het aanmaken (dan wel assisteren bij het aanmaken) en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen (dan wel drugs) en/of
- het opvangen van de prostitutieklant bij aankomst en/of het begeleiden van de klant naar de woning alwaar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond en/of
- het geven van uitleg en/of instructie(s) aan die [slachtoffer] met betrekking tot de door die [slachtoffer] te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of op welke momenten (ook wanneer die [slachtoffer] op dat moment aan het slapen was) en/of
- het instrueren van die [slachtoffer] wanneer zij klaar moest staan voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het begeleiden/vervoeren van die [slachtoffer] bij/naar een prostitieklant en/of
- het ter beschikking stellen van werkkleding en/of condooms en/of tampons zonder touwtje voor die [slachtoffer] ;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Zij acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door toepassing van dwangmiddelen. De verdachte wist en heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] of aangeefster) en van zijn uit de feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op haar. Door misleiding, door geweld en door dwang met andere feitelijkheden heeft de verdachte [slachtoffer] gedwongen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. De verdachte had daarbij het oogmerk van uitbuiting van aangeefster en heeft voordeel getrokken uit haar prostitutiewerkzaamheden. Volgens de officier van justitie is [slachtoffer] door de verdachte geworven, vervoerd, gehuisvest en opgenomen als bedoeld in artikel 273f, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer] . Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij ( [slachtoffer] ) wordt toegewezen tot een bedrag van € 34.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De verklaringen van [slachtoffer] zijn niet betrouwbaar. Kuiper verklaart inconsistent en heeft een motief om belastend over de verdachte te verklaren. Het dossier bevat onvoldoende ondersteunend bewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] . De verdachte heeft [slachtoffer] niet gedwongen om prostitutiewerk te verrichten. Evenmin heeft hij het oogmerk gehad op uitbuiting van [slachtoffer] . Diverse onderdelen van het dossier zijn niet te rijmen met de verklaringen van [slachtoffer] en ondersteunen juist de lezing van de verdachte.

4.Oordeel van de rechtbank: vrijspraakDe rechtbank is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde feit. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de conclusie dat hier sprake is van uitoefening van dwang, gericht op (met het oogmerk van) uitbuiting als vereist in artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte en [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode een liefdesrelatie hadden en samenwoonden. Zij gebruikten regelmatig alcohol en drugs en deden in hun seksleven aan partnerruilen (
swingen). Ook bezochten en organiseerden zij zogeheten WAP-feesten (
Weekend Adult Party’s), waarbij het niet ongebruikelijk was seks te hebben met één of meer – al dan niet onbekende – aanwezigen. Aan de aanwezigen werd doorgaans een financiële bijdrage gevraagd als vergoeding voor drank, drugs en seks. In het kader van de WAP-feesten, maar ook los daarvan, kwamen – zo heeft ook de verdachte verklaard – regelmatig mannen over de vloer om tegen betaling alleen (
solo) seks met [slachtoffer] te hebben. De verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] , anders dan zij heeft verklaard, daartoe heeft gedwongen.
De rechtbank stelt voorts vast dat [slachtoffer] op belangrijke onderdelen wisselend heeft verklaard. Zo heeft zij aanvankelijk, in het informatieve gesprek, verklaard dat de gedwongen prostitutie vanaf 2015 zou zijn begonnen. Vervolgens heeft zij echter verklaard dat zij al vóór medio september 2017 (het moment waarop de verdachte gedetineerd raakte) een aantal keer betaalde seks had gehad. Later heeft [slachtoffer] bij de politie wederom anders verklaard, namelijk dat haar eerste prostitutiewerk dateert van na het bezoek aan het ‘swingerstel’ in Beverwijk, wat in ieder geval ná de kerst van 2017 zou zijn geweest. Verder zijn er essentiële verschillen in hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard over de al dan niet door de verdachte toegepaste dwangmiddelen. Zo heeft zij bij de politie verklaard dat de verdachte haar “nooit een klap” heeft gegeven en dat hij alleen hardhandig was tijdens de seks, terwijl zij later ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij wekelijks (“zo veel”) klappen van hem kreeg. Ook heeft aangeefster uiteenlopende verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen met het stel in Beverwijk (zij zou daar door de verdachte zijn 'achtergelaten’ versus zij zou er zelf ‘voor hebben gekozen’ bij het stel te blijven), alsmede over in hoeverre zij zeggenschap had over de aard van haar prostitutiediensten. Deze inconsistenties, op essentiële onderdelen van het aan de verdachte gemaakte verwijt, doen naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de overtuigingskracht van de verklaringen van [slachtoffer] .
Daarbij komt dat overige stukken in het dossier onvoldoende steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte haar met gedwongen prostitutie heeft willen uitbuiten. Het is weliswaar opvallend dat een medewerker van Veilig Thuis blijkens haar verslag de indruk heeft dat [slachtoffer] door de verdachte onder druk wordt gezet en geestelijk wordt mishandeld, maar dit biedt op zichzelf onvoldoende steun aan de verklaring dat daadwerkelijk sprake is geweest van (het oogmerk op) uitbuiting. Die steun volgt evenmin uit de verschillende getuigenverklaringen. Weliswaar kan uit de verklaringen van de getuigen [naam 1] en [naam 2] worden afgeleid dat de verdachte snel boos werd, veel schreeuwde en nauw betrokken was bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] , maar de rechtbank ziet ook in deze verklaringen onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat de verdachte [slachtoffer] heeft uitgebuit of dat beoogde. Ook hebben de getuigen [naam 3] (de moeder van aangeefster) en [naam 2] blijkens hun verklaringen bruine/blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer] gezien, maar – mede gelet op de wisselende verklaringen van [slachtoffer] over het al dan niet door de verdachte toegepaste geweld – ook dergelijk algemeen letsel kan niet zonder meer leiden tot de conclusie dat de verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot prostitutie om haar op die wijze uit te buiten.
De rechtbank heeft bovendien in aanmerking genomen dat het dossier op onderdelen voor de verdachte ontlastend bewijs bevat. Zo heeft de getuige [naam 2] , die meermalen betaalde seks met [slachtoffer] heeft gehad, verklaard dat hij meerdere afspraken met [slachtoffer] heeft gemaakt, dat de verdachte daar altijd bij was en dat zij dan ook “gezellig” gingen “chillen, drinken, films kijken en kletsen”. De rechtbank acht deze verklaring, zoals de raadsman terecht heeft betoogd, moeilijk te verenigen met een situatie van uitbuiting. Daarnaast bevat het dossier diverse geluidsfragmenten van (door de verdachte) opgenomen telefoongesprekken met potentiële seksklanten. Hieruit volgt het beeld dat de verdachte en [slachtoffer] (ook) gezamenlijk afspraken met die personen maakten en dat [slachtoffer] daarin zeggenschap had. De rechtbank kan, mede gelet hierop, niet met voldoende zekerheid vaststellen dat [slachtoffer] door toedoen van de verdachte niet zelf heeft kunnen bepalen voor wie, waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij als prostituee werkte.
De conclusie is dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem verweten feit heeft gepleegd zoals is ten laste gelegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.

5.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 34.000,- tegen de verdachte ingediend, omdat zij als gevolg van het ten laste gelegde feit materiële en immateriële schade zou hebben geleden. Zoals hiervoor (onder 4) is overwogen, zal de verdachte worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Dit brengt mee dat de rechtbank zal bepalen dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in haar vordering.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. C.A.J. van Yperen en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2022.
Mr. Van Yperen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.