ECLI:NL:RBNHO:2022:7523

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
9811695
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van lidmaatschapskosten en wettelijke rente in verband met een verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap ANWB B.V. en een gedaagde. ANWB heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een lidmaatschap met Wegenwacht Service had afgesloten. De vordering betreft de betaling van een onbetaalde factuur van € 155,00 voor het lidmaatschap over het kalenderjaar 2020, die door ANWB op 21 november 2019 was verzonden. De gedaagde heeft betwist dat hij de overeenkomst niet heeft opgezegd en heeft aangevoerd dat hij pas bij de dagvaarding op de hoogte was van de vordering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat ANWB heeft voldaan aan haar wettelijke informatieverplichtingen bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. De rechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn bewering dat hij de overeenkomst mondeling heeft opgezegd. De kantonrechter heeft de vordering van ANWB tot betaling van de factuur toegewezen, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De gedaagde is niet in verzuim gekomen, omdat de aanmaningsbrieven naar een onjuist adres zijn gestuurd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat ANWB niet heeft aangetoond dat de gedaagde de veertiendagenbrief heeft ontvangen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9811695 \ CV EXPL 22-1869
Uitspraakdatum: 17 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap ANWB B.V.
gevestigd te 's-Gravenhage
eiseres
verder te noemen: ANWB
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor De Klerk Vis Niekus
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]

1.Het procesverloop

1.1.
ANWB heeft bij dagvaarding van 1 april 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
ANWB heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een ANWB Lidmaatschap met Wegenwacht Service gesloten.
2.2.
Het lidmaatschapsbedrag voor het kalenderjaar 2020 bedroeg € 155,00. ANWB heeft [gedaagde] hiervoor op 21 november 2019 een factuur gestuurd. Deze factuur is onbetaald gebleven.

3.De vordering en het verweer

3.1.
ANWB vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 195,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 155,00.
3.2.
ANWB legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] de factuur voor het lidmaatschap over de periode 2020 van € 155,00 ook na herhaalde aanmaning niet heeft betaald. Daarom is [gedaagde] ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat hij de overeenkomst telefonisch heeft opgezegd en totdat hij de dagvaarding ontving geen post heeft ontvangen van ANWB over deze vordering.

4.De beoordeling

4.1.
De overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een verzekeringsovereenkomst en valt onder het bereik van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Op de verzekeringsovereenkomst zijn verschillende wettelijke informatieverplichtingen van toepassing. [1] De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat deze consumentenbeschermende voorschriften worden nageleefd, dus ook als daar geen verweer tegen is gevoerd.
4.2.
ANWB stelt dat zij heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen. Ter onderbouwing hiervan heeft zij verwezen naar overgelegde printscreens, waaruit blijkt hoe het online bestelproces verloopt. ANWB heeft de gang van zaken tijdens het bestelproces geschetst. Zij stelt dat [gedaagde] is geïnformeerd over de voornaamste kenmerken en de totale prijs van de aangevraagde diensten, de duur van de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen, waaronder de betalingsverplichting. ANWB heeft verder uiteengezet welke gegevens in de bevestigingsbrief zijn opgenomen en welke informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. ANWB heeft in haar akte een link naar de algemene voorwaarden opgenomen, een en ander in lijn met het landelijke ‘Informatieformulier voor zaken waarin de gedaagde een natuurlijke persoon is’. Ook heeft ANWB de aan [gedaagde] verzonden factuur overgelegd.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat met wat ANWB heeft gesteld en onderbouwd, voldoende is gebleken dat zij heeft voldaan aan haar wettelijke informatieverplichtingen.
4.4.
ANWB vordert betaling van de factuur die ziet op het kalenderjaar 2020. [gedaagde] heeft hiertegen als verweer gevoerd dat hij de overeenkomst al in 2018 telefonisch heeft opgezegd. ANWB heeft in een reactie daarop betwist dat de overeenkomst door [gedaagde] is opgezegd en erop gewezen dat de factuur die zag op de periode 2019 is betaald, nadat de vordering uit handen was gegeven en op 2 juli 2019 daarover telefonisch contact was geweest met de gemachtigde van ANWB. [gedaagde] heeft vervolgens gesteld dat hij de overeenkomst tijdens het telefoongesprek van 2 juli 2019 heeft opgezegd. Gelet op de gemotiveerde betwisting door ANWB dat de overeenkomst is opgezegd, is het aan [gedaagde] om dit nader te onderbouwen. Hij moet dat concreet maken door onder andere toe te lichten wat er precies is gezegd. [gedaagde] heeft alleen gezegd dat hij heeft opgezegd, eerst zou hij dat hebben gedaan in 2018 en later zou dit in 2019 zijn geweest. Dat is onvoldoende en bovendien niet eenduidig. Omdat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de overeenkomst heeft opgezegd, wordt daaraan voorbij gegaan.
4.5.
ANWB heeft gesteld en onderbouwd dat zij de overeenkomst op 2 november 2020 heeft opgezegd tegen het einde van de lopende contractperiode, zodat de overeenkomst is geëindigd op 1 januari 2021. [gedaagde] is dan ook tot die datum de premie verschuldigd. Daarbij gaat de kantonrechter er vanuit dat [gedaagde] over 2020 aanspraak heeft kunnen maken op zijn uit de overeenkomst voortvloeiende rechten. Weliswaar heeft [gedaagde] als verweer aangevoerd dat hij pas bij dagvaarding bekend was geworden met de vordering, maar dat doet niet af aan de verschuldigdheid van de jaarlijkse premie. Die betalingsverplichting vloeit voort uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. De vordering tot betaling van
€ 155,00 ligt gelet op het voorgaande voor toewijzing gereed.
4.6.
Wat betreft de nevenvorderingen wordt als volgt overwogen. ANWB wordt niet gevolgd in haar standpunt dat het aan [gedaagde] is te wijten dat de post hem niet heeft bereikt. Vast staat dat [gedaagde] op 2 juli 2019 zijn gewijzigde adres heeft doorgegeven aan de gemachtigde van ANWB. [gedaagde] mocht er vanuit gaan dat ook ANWB op de hoogte zou worden gebracht van de adreswijziging. Dit betekent dat de aanmaningsbrieven waarmee [gedaagde] in gebreke is gesteld naar een onjuist adres zijn gestuurd en [gedaagde] niet in verzuim is komen te verkeren. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
4.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Weliswaar is de zogenaamde veertiendagenbrief door de gemachtigde van ANWB naar het juiste adres gestuurd, maar [gedaagde] heeft de ontvangst van deze brief bestreden. Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, in dit geval deze brief, moet om haar werking te hebben die persoon hebben bereikt dan wel niet hebben bereikt door een omstandigheid die voor risico van de geadresseerde komt. [2] Het is aan ANWB om concrete feiten en omstandigheden naar voren te brengen, waaruit blijkt dat [gedaagde] die brief wel heeft ontvangen dan wel niet heeft ontvangen door een omstandigheid die voor zijn risico komt. Een dergelijke nadere onderbouwing heeft ANWB echter niet gegeven.
4.8.
Het verweer van [gedaagde] dat hij pas bij dagvaarding bekend is geworden met de vordering wordt ook zo opgevat dat [gedaagde] stelt rauwelijks (zonder waarschuwing) te zijn gedagvaard. Dit verweer slaagt, omdat de aanmaningen naar een onjuist adres zijn gestuurd en de hiervoor genoemde veertiendagenbrief [gedaagde] niet heeft bereikt. Daarom bestaat aanleiding de kosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ANWB van € 155,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 april 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Paragrafen 1 en 6 van afdeling 6.5.2b BW, artikel 4:20 Wft en de paragrafen 8.1.1, 8.1.4, 8.1.6 en 8.1.7 BGfo.
2.Artikel 3:37 lid 3 BW.