ECLI:NL:RBNHO:2022:7447

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
C/15/330095 / KG ZA 22-370
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot straat- en contactverbod na beschuldigingen van mishandeling en bedreiging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, hebben partijen, een vrouw en een man, elkaar beschuldigd van mishandeling en bedreiging na de beëindiging van hun affectieve relatie. Beide partijen hebben vorderingen ingediend voor een straat- en contactverbod, maar de voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De vrouw vorderde dat de man zich gedurende een jaar niet binnen 500 meter van haar woning mocht bevinden en dat hij geen contact met haar mocht opnemen, terwijl de man een vergelijkbaar verbod tegen de vrouw vorderde. De voorzieningenrechter oordeelde dat beide partijen onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de ander onrechtmatig heeft gehandeld, en dat er geen rechtvaardiging was voor de beperking van de vrijheden van de man of de vrouw. De rechter benadrukte dat voor een ingrijpende maatregel zoals een straat- en contactverbod, er sprake moet zijn van aannemelijke feiten die een dergelijke inbreuk rechtvaardigen. Aangezien beide partijen dezelfde wens hebben om contact te vermijden, werden de vorderingen afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/330095 / KG ZA 22-370
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2022
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie
advocaat mr. S. Toughza te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.I. Vervest te [plaats 2].
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 6
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 t/m 8
  • de eis in reconventie
  • de e-mail van mr. Toughza met daarbij twee foto’s van letsel van de vrouw
  • de mondelinge behandeling van 2 augustus 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de tijdlijn van mr. Vervest namens de man.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Toughza voornoemd, en de man, bijgestaan door mr. Vervest voornoemd. Aan de zijde van de vrouw was als tolk aanwezig H.S.L. Al Hudjeimy en aan de zijde van de man was als tolk aanwezig M. Driessen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Na beëindiging van de affectieve relatie tussen partijen beschuldigen zij elkaar over en weer van onder meer mishandeling en bedreiging. Hoewel zowel de vrouw als de man met een ‘stopbrief’ aan elkaar hebben laten weten geen contact meer te willen, verwijten zij de ander dat hieraan geen gehoor wordt gegeven. Partijen vorderen daarom over en weer oplegging van een straat- en contactverbod op straffe van een dwangsom.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af, omdat beide partijen onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de ander tegenover hem/haar dusdanig onrechtmatig heeft gehandeld dat dit gedrag een beperking van de vrijheden van de vrouw/man rechtvaardigt.

3.Feiten

3.1.
Partijen hebben zowel de Nederlandse als de Syrische nationaliteit.
3.2.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit die relatie zijn geen kinderen geboren. De vrouw heeft kinderen uit een eerdere relatie. Eind januari 2022 is de affectieve relatie van partijen beëindigd.
3.3.
Vervolgens hebben er verschillende incidenten plaatsgevonden, waarvan de vrouw dan wel de man aangifte heeft gedaan bij de politie. Naar aanleiding van een voorval op 4 februari 2022 hebben beide partijen aangifte gedaan van mishandeling. De man heeft de aangifte gedaan op 8 februari 2022 en de vrouw op 14 februari 2022. De vrouw heeft daarnaast aangiften gedaan van vernieling (op 30 januari 2022) en van sexting (op 17 maart 2022).
3.4.
In maart 2022 heeft een politieambtenaar namens de vrouw een stopbrief aan de man overhandigd, waarin de vrouw – kort gezegd – heeft verklaard dat zij geen contact (meer) met de man wil en wil dat hij bij haar in de buurt/omgeving wegblijft. Op 10 juni 2022 heeft de politieambtenaar namens de man een brief met dezelfde strekking overhandigd aan de vrouw.

4.Het geschil in conventie

4.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. dat het de man verboden is gedurende één jaar na betekening van dit vonnis zich te bevinden in een gebied binnen een straal van 500 meter van de woning van de vrouw gelegen te ([postcode]) [plaats 1] aan de [adres];
II. dat het de man gedurende een periode van één jaar na betekening van dit vonnis verboden is om direct of indirect persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw en haar familieleden;
III. het de man wordt verboden via sociale media zoals Facebook, Instagram, Messenger, Twitter en soortgelijke media berichten te versturen waarbij verwezen wordt naar de vrouw en/of haar familieleden, hetzij in directe, hetzij in indirecte zin;
IV. het de man wordt verboden om video's, foto's, afbeeldingen of geluidsbestanden waarop de vrouw zichtbaar dan wel hoorbaar is in de openbaarheid te brengen, op sociale media te plaatsen of anderszins te verspreiden;
V. dat de man wordt veroordeeld tot een dwangsom van € 500,- althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor elke dag of dagdeel of per keer dat de man niet voldoet aan hetgeen gevorderd is onder I tot en met IV;
VI. dat de vrouw gemachtigd wordt het ten deze vonnis met hulp van de sterke arm van de politie ten uitvoer te geven.
een en ander, voor zover mogelijk, bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren.
4.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij recht heeft op een ongestoorde levenssfeer tezamen met haar familie. Door onrechtmatig handelen van de man is de vrouw aangetast in haar lichamelijke- en geestelijke integriteit en haar gevoel van veiligheid op straat en in de omgeving van haar woning. Het belang van de vrouw op ongestoord levensgenot weegt zwaarder dan het recht van de man om zich vrijelijk te bewegen. Een inbreuk op de vrijheden van de man in de zin van een straat- en contactverbod is dan ook gerechtvaardigd, aldus de vrouw.
4.3.
De man voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de vrouw zich na wijzen van dit vonnis zich voor de duur van een jaar niet binnen het gebied Beneluxlaan/Dommelsingel/Euratomplein/Laan begrensd door de van Broekpolder in [plaats 2] mag begeven;
II. te bepalen dat de vrouw voor de duur van een jaar niet direct, en ook niet indirect door middel van familieleden of vrienden contact mag opnemen met de man, en evenmin contact op mag nemen met derden met als doel contact te zoeken met de man;
III. te bepalen dat de vrouw geen berichten op social media waaronder maar niet uitsluitend Facebook, Twitter, Snapchat of Tiktok mag plaatsen waarin de man wordt genoemd of naar hem wordt verwezen;
IV. bovenstaande op straffe van een dwangsom van € 750,- per overtreding en € 750,- per dag dat de overtreding voortduurt;
met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
5.2.
De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat niet hij degene is die de vrouw lastigvalt, maar het juist de vrouw is die blijft volharden in het lastigvallen van de man. De man rest dan ook niets anders dan een straat- en contactverbod tegen de vrouw te eisen.
5.3.
De vrouw voert verweer.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in conventie en in reconventie

6.1.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie, zal de voorzieningenrechter deze gezamenlijk behandelen.
Oplegging straat- en contactverbod?
6.2.
De gevorderde straat- en contactverboden vormen een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht op bewegingsvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Voor toewijzing van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Bij de beantwoording van de vraag of het verbod gerechtvaardigd is, moeten alle omstandigheden van het geval en de belangen van partijen in acht worden genomen. Daarnaast moet er een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen bestaan.
6.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is door beide partijen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van omstandigheden die de oplegging van een straat- en/of contactverbod rechtvaardigen. Dit wordt hierna toegelicht.
6.4.
Partijen beschuldigen elkaar over en weer van het zoeken van ongewenst contact. Op 4 februari 2022 heeft in de woning van de man een incident plaatsgevonden tussen partijen. Wat daar exact is gebeurd is onduidelijk gebleven. Zowel de vrouw als de man heeft de ander beschuldigd van mishandeling en daarvan aangifte gedaan bij de politie. De in de aangiften geschetste situaties verschillen dusdanig van elkaar, dat op voorhand niet valt vast te stellen of een van partijen jegens de ander onrechtmatig heeft gehandeld.
6.5.
De vrouw betoogt verder dat de man zich schuldig heeft gemaakt (en nog steeds maakt) aan het verspreiden van seksfilmpjes van de vrouw op social media. Hiervan heeft de vrouw eveneens aangifte gedaan. Gelet op de betwisting van de man had het op de weg van de vrouw gelegen om haar stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het in het geding brengen van (kopieën van) de betrokken bestanden. Dat is niet gebeurd. De stelling van de vrouw dat de man onrechtmatig heeft gehandeld wegens sexting is dan ook onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft de vrouw haar stelling dat de man haar regelmatig opwacht en achtervolgt evenmin onderbouwd, zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij gaat. Van een hoge mate van aannemelijkheid van feiten en omstandigheden die een inbreuk op de vrijheden van de man rechtvaardigen is dan ook niet gebleken.
6.6.
Daartegenover stelt de man dat de vrouw hem telefonisch blijft lastigvallen, mede door te bellen met een onbekend nummer. Ter zitting heeft de vrouw verklaard de man één keer te hebben gebeld nadat zij contact heeft gehad met de Imam, omdat zij de man wilde laten weten dat zij van hem wilde scheiden. Ook de man had, gelet op de betwisting van de vrouw, zijn stelling nader moeten onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van zijn oproepgeschiedenis. Dit heeft de man nagelaten. Niet is gebleken dat sprake is van dusdanig onrechtmatig handelen van de vrouw dat dit een beperking van haar vrijheden rechtvaardigt.
6.7.
Bovendien ontbreekt een reële dreiging van onrechtmatig handelen in de toekomst. Beide partijen hebben immers dezelfde wens, namelijk dat zij ieder contact met de ander willen vermijden. Gegeven de gelijke gerichtheid van die wensen, lijken voorzieningen als gevorderd niet nodig.
Dat de vrouw en/of de man na ontvangst van de zogeheten ‘stopbrief’ nog contact heeft gezocht met de man dan wel de vrouw is niet aannemelijk geworden. Mede gelet op de omstandigheid dat partijen in verschillende plaatsen ([plaats 2] en [plaats 1]) woonachtig zijn hoeven zij elkaar in beginsel ook niet tegen te komen of op te zoeken. De vorderingen worden dan ook over en weer afgewezen.
Proceskosten
6.8.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, omdat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
7.3.
wijst de vorderingen af,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 16 augustus 2022. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1589