In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Opposante had eerder beroep ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dijk en Waard niet tijdig had beslist op haar bezwaarschrift van 1 oktober 2015. De rechtbank verklaarde het beroep op 1 april 2022 niet-ontvankelijk, omdat het beroep onredelijk laat was ingediend. Opposante heeft hiertegen verzet aangetekend en verzocht om gehoord te worden op een zitting. Tijdens de zitting op 30 mei 2022 is opposante echter niet verschenen, en het college was ook niet aanwezig.
De verzetrechter moest beoordelen of de rechtbank in de eerdere uitspraak terecht had geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De verzetrechter concludeerde dat opposante, ondanks haar betrokkenheid in verschillende procedures, zelf verantwoordelijk was voor het bijhouden van de status van haar bezwaarschrift. De termijn van zes jaar voor het indienen van het beroep werd als onredelijk laat beschouwd. Opposante had geen gegronde redenen aangevoerd die haar verzuim konden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond.
De beslissing houdt in dat de eerdere uitspraak in stand blijft en dat er geen proceskostenveroordeling wordt opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.