Op 16 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 mei 2022 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1957 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de rechtszitting op 2 augustus 2022 heeft de officier van justitie, mr. J.A. Huibers, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.T. Willemsen, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op de invoer van de cocaïne.
De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte, dat zij niet op de hoogte was van de cocaïne in haar bagage, ongeloofwaardig geacht. Bij aankomst op Schiphol werd in zowel haar koffer als handtas cocaïne aangetroffen, met een totaalgewicht van 2045,7 gram. De rechtbank concludeerde dat het onwaarschijnlijk was dat een onbekende taxichauffeur in korte tijd de cocaïne in haar bagage had verstopt. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen, waarbij de strafmaat voor het invoeren van 2000 tot 3000 gram cocaïne tussen de 24 en 30 maanden ligt. De verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot strafvermindering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 16 augustus 2022.