ECLI:NL:RBNHO:2022:7358

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
15/339491-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in zaak van seksueel misbruik van minderjarigen met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van twee minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk het seksueel binnendringen van een minderjarige door het likken van de schaamlippen. De rechtbank oordeelde dat deze handeling niet als seksueel binnendringen kan worden gekwalificeerd. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor het meermalen plegen van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van een kind beneden de twaalf jaar en het plegen van ontuchtige handelingen met twee kinderen beneden de zestien jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De opgelegde straf bedraagt dertig maanden gevangenisstraf, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig seksueel misbruik van de slachtoffers, die zich in een kwetsbare positie bevonden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de aanbevelingen van de psycholoog en reclassering, die behandeling en toezicht adviseerden om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/339491-21 (P)
Uitspraakdatum: 16 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D.C. Smits, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. van der Himst, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 november 2019 tot en met 12 november 2021 te Den Hoorn, gemeente Texel, althans (telkens) in Nederland,
(telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het (telkens) een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] stoppen en/of die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis in de mond laten nemen en/of die [slachtoffer 1] hem, verdachte, laten pijpen;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 november 2019 tot en met 12 november 2021 te Den Hoorn, gemeente Texel, althans (telkens) in Nederland,
(telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens) een en/of meermalen:
- de penis van die [slachtoffer 1] in de mond nemen en/of die [slachtoffer 1] pijpen en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] betasten en/of die [slachtoffer 1] aftrekken en/of
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis laten betasten en/of die [slachtoffer 1] hem, verdachte laten aftrekken en/of
- zichzelf aftrekken en/of klaarkomen in de nabijheid van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 01 april 2021 tot en met 12 november 2021 te Den Burg, gemeente Texel, althans in Nederland,
met de aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, genaamd [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het likken van/tussen/in (de schaamlip(pen) van) de vagina van die [slachtoffer 2] .
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 01 april 2021 tot en met 12 november 2021 te Den Burg, gemeente Texel, althans in Nederland,
met de aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, genaamd [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het likken van (de schaamlip(pen) van) de vagina van die [slachtoffer 2] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 3 primairNaar het oordeel van de rechtbank is, zoals ook de officier van justitie en de raadsman hebben betoogd, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 3 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De door de verdachte in dat kader verrichte handeling, te weten het likken ‘over’ – en niet tevens tussen – de schaamlippen van het slachtoffer levert geen ‘seksueel binnendringen’ op als onder feit 3 primair ten laste gelegd.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 november 2021 te Den Hoorn, gemeente Texel,
telkens met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het telkens zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] stoppen en/of die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis in de mond laten nemen;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 november 2021 te Den Hoorn, gemeente Texel,
telkens met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het telkens:
- de penis van die [slachtoffer 1] in de mond nemen en die [slachtoffer 1] pijpen en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] betasten en die [slachtoffer 1] aftrekken en/of
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis laten betasten en die [slachtoffer 1] hem, verdachte laten aftrekken en/of
- zichzelf aftrekken en klaarkomen in de nabijheid van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij in de periode van 1 april 2021 tot en met 1 september 2021 te Den Burg, gemeente Texel,
met de aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, genaamd [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een ontuchtige handeling heeft gepleegd, te weten het likken van de schaamlippen van die [slachtoffer 2] .
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1.
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
2.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
3.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Het contactverbod moet gelden voor zowel de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , als voor hun ouders. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Wat betreft eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de minderjarige zoon en dochter van vrienden bij wie hij vaak thuis kwam. Gedurende een periode van bijna twee jaar heeft de verdachte [slachtoffer 1] , die in het begin van die periode pas zes jaar oud was, veelvuldig misbruikt. Daarbij was niet alleen sprake van verschillende ontuchtige handelingen, maar ook van het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , door zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] te brengen. Het seksueel misbruik vond telkens plaats op momenten dat de verdachte [slachtoffer 1] naar bed bracht, in diens slaapkamer in de woning van het gezin, een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De verdachte heeft tijdens het oppassen op de kinderen in hun woning ook eenmalig [slachtoffer 2] , die toen pas tien of elf jaar oud was en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, over haar schaamlippen gelikt.
De verdachte heeft met het plegen van deze feiten op zeer ernstige wijze de lichamelijke integriteit van de jonge slachtoffers geschonden. Slachtoffers van zedenmisdrijven ondervinden vaak nog gedurende hun hele leven psychische gevolgen van het seksueel misbruik. De verdachte heeft hier geen oog gehad, maar is enkel gericht geweest op het bevredigen van zijn eigen gevoelens. Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van de jonge slachtoffers en zijn vertrouwenspositie binnen hun gezin. Uit de namens de ouders van de slachtoffers ter zitting voorgedragen verklaringen volgt dat het handelen van de verdachte een enorme impact heeft gehad en nog altijd heeft op de slachtoffers, hun ouders en het gezin als geheel. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. De rechtbank kan zich bovendien niet aan de indruk onttrekken dat het seksueel misbruik niet zou zijn gestopt als dit niet door de kinderen was onthuld.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan alleen een langdurige gevangenisstraf als passende straf worden aangemerkt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het strafblad van de verdachte gedateerd 23 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 23 maart 2022 van [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor Leiden en haar toelichting op de zitting; en
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 14 februari 2022 van GZ-psycholoog drs. M.L. de Groot.
Uit het psychologisch rapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een complex diagnostisch beeld. Er is onder andere sprake van een autismespectrumstoornis, een pedofiele stoornis en een stoornis in alcoholgebruik (in het verlengde van een gestoorde emotiehuishouding). Volgens de psycholoog waren deze stoornissen ten tijde van het plegen van de feiten aanwezig en hebben deze de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed. De psycholoog heeft daarom geadviseerd de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en zal zich aansluiten bij het advies de verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De psycholoog en reclassering achten behandeling nodig om de kans op recidive te verkleinen. De psycholoog heeft een ambulante behandeling binnen een forensische polikliniek en een ambulante (of zo nodig: klinische) behandeling binnen de verslavingszorg geadviseerd. Vanwege de complexiteit van de problematiek en de verwachte lange duur van de behandeling acht de psycholoog een proeftijd van drie jaren van belang. De reclassering heeft een klinische opname in een zorginstelling geadviseerd. De reclassering verwacht namelijk dat de verdachte onvoldoende profiteert van een ambulante behandeling als praktische zaken als inkomen, schuldenproblematiek en huisvesting instabiel zijn. De reclassering heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang (na de klinische opname), meewerken aan middelencontrole, een contactverbod met de ouders van de slachtoffers, het vermijden van contact met minderjarigen en het vermijden van kinderporno.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, van oordeel dat een gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden is en dat daarvan een gedeelte van twaalf maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Aan dit voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een proeftijd verbinden van drie jaren, zoals geadviseerd in het psychologisch rapport. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden. De rechtbank kan zich wat betreft de noodzaak van een klinische opname verenigen met het onderbouwde advies van de reclassering. De rechtbank zal bepalen dat deze opname twee jaar kan duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, nu namens de reclassering tijdens de zitting is toegelicht dat de benodigde klinische behandeling (gemiddeld genomen) ongeveer anderhalf jaar duurt.
In aanvulling op de door de reclassering geadviseerde voorwaarden zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde ook een contactverbod opleggen ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verder zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een locatieverbod opleggen voor de plaats Den Hoorn in de gemeente Texel. De verdachte heeft dermate veel onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers en hun ouders, dat niet wenselijk is dat zij in hun woonplaats opnieuw met de verdachte worden geconfronteerd. De bewegingsvrijheid van de verdachte wordt door deze voorwaarde niet onevenredig aangetast, nu er voor de verdachte andere mogelijkheden zijn om zijn (in dezelfde plaats wonende) moeder te ontmoeten. Het namens de benadeelde partijen verzochte locatieverbod voor het gehele eiland Texel acht de rechtbank een te ver strekkende inperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geen vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, onvoldoende aanleiding (tevens) bij wijze van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een contact- en locatieverbod op te leggen als door de benadeelde partijen is verzocht.

7.Vorderingen benadeelde partijen

De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Wat betreft de hoogte van het schadebedrag is aansluiting gezocht bij categorie 4 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ter zitting is namens de benadeelde partij toegelicht dat [slachtoffer 1] sinds het misbruik last heeft van tics en problemen met woedebeheersing, waaruit volgens de gemachtigde op zichzelf reeds blijkt dat hij psychische schade heeft.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Wat betreft de hoogte van het schadebedrag is aansluiting gezocht bij categorie 2 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ter zitting heeft is namens de benadeelde partij toegelicht dat [slachtoffer 2] sinds het misbruik problemen heeft bij onder meer het uitkleden, waaruit volgens de gemachtigde haar psychische schade blijkt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens onderbouwen. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval, waarin sprake is van seksueel misbruik door de verdachte van jonge slachtoffers, aan de orde.
De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat de benadeelde partijen immateriële schade hebben geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 1 en 2 respectievelijk onder 3 bewezenverklaarde en acht de gevorderde schadevergoeding billijk. De rechtbank heeft in dit verband rekening gehouden met de aard, duur en frequentie van het seksueel misbruik en met de jeugdige leeftijd van de slachtoffers.
De rechtbank zal de door de benadeelde partijen gevorderde bedragen, nu deze door de verdediging bovendien niet zijn betwist, dan ook in het geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 [dertig] maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 [twaalf] maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat opnemen in een nog te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt twee jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • indien nodig na de klinische opname verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ), [moeder] (geboren op [geboortedatum] ) en [vader] (geboren op [geboortedatum] );
  • zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Den Hoorn, gemeente Texel;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
  • contact zoeken met minderjarigen zoveel mogelijk vermijdt. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de verdachte dat hier nader door de reclassering te bepalen steunende contacten bij aanwezig zijn;
  • vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdrager(s) komt. De verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van: het seksueel getint communiceren met minderjarigen, het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. De verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. De verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
De politie ziet toe op de handhaving van het locatie- en contactverbod.
Geeft aan de voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatie- en contactverbod, en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht ingevolge artikel 14e Sr dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€10.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mrs. C.A.J. van Yperen en S.W. van Kasbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. M.T. Sluis en H.S. Singeling,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2022.