Op 16 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 mei 2022 te Schiphol opzettelijk ruim vijf kilogram cocaïne Nederland heeft binnengebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen in de bijlage bij het vonnis geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld. De opgelegde straf is in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Daarnaast is er een geldbedrag van € 1.170,- in beslag genomen, waarvan € 1.120,- verbeurd is verklaard, omdat dit bedrag is gebruikt voor de cocaïnesmokkel. De rechtbank heeft ook bepaald dat € 50,- aan de verdachte wordt teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.