In deze zaak heeft de vader verzocht om de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind op te heffen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd en de vader had hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting bleek dat de gecertificeerde instelling (GI) de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig achtte en niet zou verzoeken om opheffing. De kinderrechter verklaarde de vader ontvankelijk in zijn verzoek, ondanks het hoger beroep. De kinderrechter wees het verzoek van de vader af, omdat er nog steeds gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig waren. De minderjarige zat ernstig klem tussen zijn ouders, wat een bedreiging voor zijn ontwikkeling vormde. De kinderrechter benadrukte het belang van een goede relatie met beide ouders en de noodzaak van hulpverlening om contactherstel te bevorderen. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling moest voortduren om de situatie van de minderjarige te verbeteren.