ECLI:NL:RBNHO:2022:720

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
15.323818.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op echtgenote met psychische aandoening

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 december 2020 in Grootebroek zijn echtgenote met een mes heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het feit in een kortdurende psychose verkeerde. Deskundigen adviseerden om de verdachte als geheel ontoerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde feit, poging tot doodslag, niet aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende bewijsmiddelen, waaronder aangiften en letselrapportages, in haar oordeel betrokken. De verdachte heeft zich sinds zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis actief opgesteld binnen behandeltrajecten en woont inmiddels weer thuis bij zijn gezin. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen en de reclassering overgenomen en oordeelt dat er geen maatregel opgelegd hoeft te worden. De verdachte heeft de intentie om hulp te zoeken indien nodig, wat bijdraagt aan de inschatting van een laag recidiverisico.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.323818.20 (P)
Uitspraakdatum: 1 februari 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 januari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote, [slachtoffer], opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in haar hals en/of hoofd en/of gezicht en/of nek en/of borstkas en/of rug heeft gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer] met een mes in haar hals en/of hoofd en/of gezicht en/of nek en/of borstkas en/of rug en/of armen en/of handen heeft gesneden/gestoken, en/of
- die [slachtoffer] tegen haar hoofd en/of lichaam heeft geschopt en/of geslagen, en/of
- (een) pluk(ken) haar uit het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 23 december 2020 (dossierpagina 23-25);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 23 december 2020 (dossierpagina 107-109);
  • een schriftelijk bescheid, te weten de letselrapportage Forensische Geneeskunde van de forensisch arts [deskundige 1] d.d. 24 december 2020 (dossierpagina 29-32);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapportage houdende beoordeling van medische gegevens van de forensisch arts [deskundige 1] d.d. 18 januari 2021 (dossierpagina 38-40).
De hiervoor genoemde schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, zijn slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 23 december 2020 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote, [slachtoffer], opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in haar hals en hoofd en gezicht en nek en borstkas en rug heeft gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van de verdachte acht geslagen op de twee Pro Justitia rapporten, gedateerd 2 maart 2021 en 23 maart 2021, opgesteld door [deskundige 2], psychiater, en [deskundige 3], GZ-psycholoog.
Beide deskundigen stellen bij de verdachte een kortdurende psychotische stoornis vast.
Het rapport van de psychiater houdt voorts – voor zover hier van belang en kort samengevat – in:
Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van een kortdurende psychotische stoornis met stressor. Dit beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.Indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard wordt geadviseerd dit niet toe te rekenen aan de betrokkene. Er is een zeer sterke relatie met de paranoïde wanen en hallucinaties die betrokkene op dat moment had. Zijn realiteitsbesef en waarneming waren ernstig verstoord. Hij was evident psychotisch.
Het rapport van de psycholoog houdt voorts – voor zover hier van belang en kort samengevat – in:
Er is bij de betrokkene sprake geweest van opbouw van stress en spanning, gerelateerd aan de Covid-19 uitbraak. De extreme omstandigheden in de maatschappij die voortkwamen uit de Covid-19 epidemie, de zorgen om zijn bedrijf, de grote maatschappelijke onrust, ingrijpende maatregelen vanuit de overheid, de daarbij behorende complottheorieën met voorts de buitenlandse politieke onrust in de VS heeft bij de betrokkene voor een voedingsbodem voor angst gezorgd. Vanuit de beschreven kwetsbaarheid vanuit zijn persoonlijkheid is hij onvoldoende in staat geweest om de opgelopen angst en spanning op adequate wijze te reguleren. In de dagen voor het ten laste gelegde namen bij de betrokkene de onrust- en de slaapklachten toe en hebben deze uiteindelijk tot psychotische ontregeling geleid.Voorts ontstonden er zeer achterdochtige gedachtes over zijn vrouw. Zijn realiteitsbesef en waarneming waren ernstig verstoord, waardoor hij vanuit zijn paranoïde dacht dat zijn vrouw het ook op hem gemunt zou hebben. Vanuit deze overtuiging heeft hij zijn vrouw met een mes aangevallen.Er is sprake geweest van een volledige doorwerking van de kortdurende psychotische stoornis in het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om betrokkene het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over, maakt deze tot de hare en oordeelt dat het bewezenverklaarde de verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht de verdachte daarom niet strafbaar en zal hem - zoals eveneens door de officier van justitie gevorderd en door de raadsman bepleit - ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Geen maatregel

De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of aan de verdachte al dan niet een maatregel moet worden opgelegd de hierboven genoemde Pro Justitia-rapporten betrokken.
Het rapport van de psychiater houdt op dit punt – voor zover hier van belang en kort samengevat – in:
Het risico op nieuw gewelddadig gedrag is laag. Het enige risico is dat de betrokkene opnieuw psychotisch zou worden. Deze kans is niet hoog, maar wel aanwezig. Er kan dan alsnog worden ingegrepen. Geadviseerd wordt om de betrokkene vanuit detentie aan te melden voor het forensisch ACT team van GGZ NHN. De betrokkene wil dit zelf ook. Een TBS met voorwaarden of een zorgmachtiging zou, ondanks de ernst van het ten laste gelegde, niet op zijn plaats zijn gelet op de onderliggende stoornis, de bereidheid van betrokkene om zich onder behandeling te stellen en het lage risico op recidive.
Het rapport van de psycholoog houdt – voor zover hier van belang en kort samengevat – in:
Bij een psychotische ontregeling wordt de kans op agressief en gewelddadig gedrag jegens anderen als matig aangeduid. De kans dat de verdachte in de toekomst opnieuw psychotisch decompenseert wordt als laag ingeschat, maar is wel aanwezig en niet geheel uit te sluiten. Ter voorkoming van recidive dient gefocust te worden op het voorkomen van psychotische ontregelingen. Het is belangrijk dat de betrokkene en zijn omgeving de triggers van een psychotische ontregeling leren herkennen zodat er tijdig kan worden ingegrepen met stabilisatie en/of medicatie. Voorts kan een behandeling of begeleiding zich richten op het aanleren van adequate coping strategieën en het reguleren van emoties. De hiervoor genoemde doelen kunnen gerealiseerd worden binnen een ambulant behandelkader binnen de reguliere GGZ in de vorm van een forensisch FACT team.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 10 januari 2022 en met de toelichting hierop ter terechtzitting door de getuige [reclasseringswerker]. Hieruit volgt dat de verdachte zich sinds zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis op 16 april 2021 meewerkend en actief heeft opgesteld binnen de behandeltrajecten. Daarnaast is er bereidheid om ook in de toekomst binnen een vrijwillig kader hulpverlening te zoeken, wanneer hij of zijn omgeving dit nodig achten. Betrokkene is geschrokken van wat er is gebeurd en de ontregeling van zijn psychisch toestandsbeeld waardoor er intrinsieke motivatie is om herhaling hiervan te voorkomen. Er is tijdens de behandeling ook ingezet op herstelbemiddeling, waarbij zijn gezin actief betrokken is geweest. De verdachte woont inmiddels weer thuis bij zijn echtgenote en kinderen. Uit contact met de echtgenote van de verdachte en zijn kinderen blijkt dat zij zich veilig voelen. De behandeling bevindt zich momenteel in de afrondende fase en er is sprake van een stabiel psychisch toestandsbeeld. De verdachte beschikt over voldoende beschermende- en steunfactoren. Het risico op recidive wordt door de reclassering als laag ingeschat.
De rechtbank zal de conclusies van de deskundigen en van de reclassering met betrekking tot het gevaar voor recidive overnemen en tot de hare maken en oordeelt - zoals eveneens door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsman is bepleit - dat aan de verdachte geen maatregel dient te worden opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte ter terechtzitting uitdrukkelijk heeft bevestigd dat hij direct (GGZ) hulp zal (laten) inschakelen indien hij of zijn partner, familieleden of andere naasten ontregeling bij de verdachte signaleren.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. H.E. van Harten en mr. E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2022.
Mr. E. Broekhof is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.