In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de vervoerder, easyJet, wegens de annulering van een vlucht van Bordeaux naar Amsterdam op 1 juli 2019. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De vervoerder heeft de annulering betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de vertraging van een voorafgaande vlucht die leidde tot een gewijzigde slottijd opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht niet in geschil is. De vervoerder kon echter niet aantonen dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die hem vrijstelden van de compensatieplicht. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen, maar dat de annulering gerechtvaardigd was door de buitengewone omstandigheden. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en de proceskosten voor rekening van de passagier gesteld.