ECLI:NL:RBNHO:2022:709

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
8853728 \ CV EXPL 20-9204
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Kantonrechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en bevoegdheid van gemachtigde

In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij easyJet wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Malpensa Airport in Milaan naar Amsterdam Schiphol op 23 augustus 2018. De passagiers vorderen een totaalbedrag van € 1.000,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slechte weersomstandigheden en gewijzigde slottijden, en dat de gemachtigde van de passagiers niet bevoegd was om hen te vertegenwoordigen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder. De kantonrechter heeft echter ook vastgesteld dat passagier sub 4, die minderjarig is, niet zelfstandig in rechte kan optreden zonder machtiging van de kantonrechter. Dit leidde tot niet-ontvankelijkheid van deze passagier in de vordering.

De vervoerder heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging rechtvaardigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder niet aan zijn bewijslast heeft voldaan en heeft de vordering tot betaling van de compensatie toegewezen. Daarnaast zijn de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, terwijl de proceskosten voor rekening van de vervoerder komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8853728 \ CV EXPL 20-9204
Uitspraakdatum: 26 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3] .

4. [passagier sub 4] ,

allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, easyJet
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk, woonplaats hebbende en kantoorhoudende te Schiphol.
Hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Malpensa Airport Milaan (Italië) naar Amsterdam Schiphol Airport op 23 augustus 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag 23 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe primair aan dat Verdex B.V. niet gemachtigd is om namens de passagiers in rechte op te treden. Voorts voert hij aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vertraging van de onderhavige lucht (EZY2731) is het gevolg van de vertraging van de voorafgaande vluchten EZY7986 en EZY2728. Deze vluchten kregen te maken met uitzonderlijke weersomstandigheden, gewijzigde slottijden en stagnerende ‘
ground handling’. De vervoerder voert aan er alles aan te hebben gedaan om de gevolgen van deze buitengewone omstandigheden zoveel mogelijk te beperken.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van passagier sub 4 stelt de kantonrechter vast dat deze passagier niet bekwaam is zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat hij minderjarig is. Voor zover passagier sub 1 dan wel passagier sub 2 in deze procedure namens hun minderjarige kind zouden optreden als wettelijk vertegenwoordiger, dienen zijn te beschikken over een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:235k in verbinding met artikel 1:349 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een dergelijke machtiging is evenmin overgelegd. Passagier sub 4 wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Een eventuele proceskostenveroordeling mag niet ten laste komen van de minderjarige passagiers.
5.3.
De vervoerder voert aan dat Verdex B.V. (hierna: Verdex) niet gemachtigd is om namens de passagiers in rechte op te treden. Volgens de vervoerder is de volmacht door de passagiers slechts aan Green Claim B.V. verleend en niet aan Yource B.V. (hierna: Yource) en/of Verdex. De kantonrechter is er ambtshalve mee bekend dat Green Claim B.V. de rechtsvoorganger is van Yource. Uit de producties bij de conclusie van repliek blijkt dat Yource (als eerste gevolmachtigde van de passagiers) een volmacht heeft verleend aan Verdex. De kantonrechter gaat dan ook aan dit niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder voorbij.
5.4.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht op de vervoerder rust. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.5.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van haar verweer heeft de vervoerder verwezen naar haar productie 1, een rapport van de vervoerder over de omstandigheden die tot de vertraging van de vlucht hebben geleid. De productie telt in totaal 13 pagina’s. De vervoerder heeft simpelweg verwezen naar de gehele productie 1, zonder nader toe te lichten op welke passages zij een beroep doet dan wel nader toe te lichten wat uit elk apart stuk volgt. Dat had echter wel op zijn weg gelegen. In het interne rapport is weliswaar beschreven wat volgens de vervoerder de oorzaak van de vertraging is, zoals ook weergegeven in 4.1, maar een concrete onderbouwing met verwijzing naar de overige overgelegde stukken ontbreekt. Het is uitdrukkelijk niet de taak van de kantonrechter om zelfstandig in de stukken te zoeken naar de onderbouwing van het verweer van de vervoerder ten aanzien van de gestelde buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft dan ook, mede gelet op de betwisting van de passagiers, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. De vordering tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.9.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers € 1.181,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.000,00 vanaf 23 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,93
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 248,00
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
De griffier De kantonrechter