In deze zaak hebben de passagiers, wonende in het Verenigd Koninkrijk, een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij easyJet. De passagiers vorderen compensatie voor een vlucht die volgens hen geannuleerd of vertraagd zou zijn. De vordering is ingesteld bij dagvaarding op 18 september 2020. De luchtvaartmaatschappij heeft schriftelijk geantwoord en betwist dat de vlucht, EZY7402, geannuleerd of vertraagd is. De passagiers baseren hun vordering op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Na beoordeling van de feiten en het verweer van de vervoerder, concludeert de kantonrechter dat de vlucht EZY7402 tijdig is uitgevoerd en dat de passagiers geen recht hebben op compensatie. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en de proceskosten worden aan hen opgelegd. De kantonrechter heeft het vonnis uitgesproken op 26 januari 2022, waarbij de proceskosten voor de vervoerder zijn vastgesteld op € 374,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.